De winter komt wat mij betreft altijd ongelegen. Dit jaar bovendien met verrassingseffect: laat, plotseling en heel erg koud. De winter het hoofd bieden zou eenvoudig kunnen zijn: skisokken opdiepen, extra trui aan, donsjas eroverheen en de kachel een graadje hoger. Zo niet in huize Ten Voorde.Allereerst is daar het huis zelf. Reuze avontuurlijk gesitueerd in de conciërgewoning aan een voormalige fabriekshal. Des zomers hoeven we slechts uit het raam te kijken of we zien de cruiseschepen over het IJ schuiven, de was wapperend op het dak en voor de deur een terrasje waar de zon op staat. Zeer charmant, maar ter compensatie behept met allerlei ongemakken die zich vooral tijdens de winter manifesteren. Zo raakte de oude riolering – sinds de jaren ‘70 niet meer opgeknapt – verstopt, waardoor manlief en huisbaas een dag onder de vloer hebben doorgebracht, nadat hij herhaalde malen die week de stront (die met liters uit de pot kwam) had opgedweild uit het atelier dat zich onder ons huis bevindt. ‘Zo leer je je huurders wel kennen’, merkte de huisbaas op.
De fabriekshal zelf bestaat voornamelijk uit glas en het is er zo mogelijk nog kouder dan buiten. De waterleidingen die door de hal lopen konden daarom niet anders dan knappen – dat ziet er overigens adembenemend uit, alsof er een vlammetje van ijs uit de gesprongen koppeling komt. Dat betekende echter dat ook het huis zonder water zat en wij flessen en jerrycans moesten gaan vullen bij de outdoor winkel op de hoek, tot grote hilariteit bij het personeel natuurlijk. Het toilet doorspoelen en douchen zat er niet bij. Toen dat de volgende ochtend toch bleek te kunnen, waren we zo blij als een kind. De barre omstandigheden leren je de kleine dingen wel te waarderen. Ik heb grote bewondering gekregen voor de veerkracht van mensen in de tijd dat er géén CV en stromend water was. Maar ja, wat je niet kent dat mis je niet zeker?
Wij verwarmen onze woonkamer met een houtkachel (het goedkope hout dat we op de kop hadden getikt bleek te nat om te stoken en dus moesten we – het sprokkelen moe – toch een knieval maken voor de dure maar comfortabele oplossing van tweeënhalve kuub aan huis gebracht droog hout), de douche/keuken met een mobiele gaskachel (elke week een nieuwe fles) en de slaapkamer (compleet met ijsbloemen op het raam) met elektrisch kacheltje aan het voeteneind en een elektrische deken in bed. Echt comfortabel wordt het echter niet, en dus dragen we veel lagen kleding, ook in huis. Nauwelijks opgewarmd schieten we in onze jassen als we het huis verlaten. Een ware beproeving, daarbij de gladheid niet eens in acht genomen. De auto wordt gif gebruikt dezer dagen.
Zelfs de kater die normaal de nachten buiten doorbrengt heeft het opgegeven en ligt zo dicht mogelijk bij het vuur, dan wel de gaskachel, dan wel op schoot. Het verbaast me dat hij nog niet gekookt is vanbinnen.
De ironie wil – of is ‘t het beperkte inkomen dat een gerieflijk maar duurder huis huren onmogelijk maakt – dat mijn vorige huis vergelijkbare ongemakken had en dat ik had gezworen nooit meer iets dergelijks te willen meemaken. Tsja. Ook had ik lering moeten trekken uit het feit dat de kleren in mijn bezit niet echt geschikt zijn voor de winter, tenzij ik genoegen zou nemen met twee ensembles die nu niet echt het Lise Lotte gevoel uitstralen. Daarom toog ik naar de winkel met het voornemen een warme trui, een extra legging en lange broek, winddichte wanten en een gevoerde jas tot-over-mijn-billen-met-capuchon te kopen. Wee mij! De aantrekkelijkheid van het niemendalletje wint het iedere keer. Waar kwam ik mee thuis van de uitverkoop? Een synthetische broek, een vestje met net niet lange mouwen en een kraag van nepkonijn, een t-shirt met kant en een heel dunne bloes met stippen. De extra legging kwam er wel, maar die is te dik voor onder de net te krappe spijkerbroek waar ik ooit weer in hoop te passen. Ik troost me met de gedachte dat het niet helemaal mijn schuld was; de echte kou was op dat moment nog niet ingetreden.
Ik schrijf dit met mijn voeten bij een petroleumkacheltje, een pyama onder de wollen trui met driekwart mouwen van een paar jaar geleden, twee paar katoenen sokken, een omslagdoek en het voornemen in het voorjaar naar warmer oorden te verkassen. België bijvoorbeeld.
– februari 2012