Prelude
Op 2 juni 2015 werd bij Koninklijk Besluit de hagel die op 7, 8, 9 juni 2014 is gevallen in de provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant, Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Luik, Luxemburg, Namen en Administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, officieel erkend als natuurramp.
Ouverture
Het begon met een onregelmatig bonken. Een geluid of iemand nogal ruig zijn wandelstok in het dak plantte, onderwijl woest roerend in een kuip gedroogde linzen. De percussionist kreeg gezelschap van een withete furie die, na in redeloze woede te hebben rond gestampt, al haar glaswerk fel en vurig op de tegelvloer aan het stuksmijten was.
Het was een kwestie van verschansen of gewond raken, want inmiddels had de hagel ook de binnenste laag ruiten bereikt. Met moordende precisie en snelheid gingen ze er allemaal uit. Op de groen-witte betontegels van het halletje begon ik een berg splinters te vormen geschikt voor een fakir.
Mijn geliefde leunde zwaar tegen de slaapkamerdeur, maar dat kon niet verhinderen dat door een kier van bijna een handbreedte toch water en later ook glasfragmenten binnenkwam. De sandaal die had moeten voorkomen dat de deur zou dichtwaaien door de tocht van het open raam zat er nog tussen. Door het gebrek aan dak speelde de wind die was komen aanrollen vanonder de hagelstorm, onstuimig met de chaos van meubels en scherven in de hal. Ondertussen zat ik met natte wangen en schuddende ledematen weggekropen in de vijftig centimeter brede doorgang tussen bed en kast. De gedachte die mijn malende, razende brein domineerde was: ik moet mijn suede schoenen redden. Zet nooit je fortuin aan schoeisel onder een dak dat stuk kan.
Interlude
De storm was in rap tempo overgedreven. De paniek verdrongen door adrenaline. Joggingbroek aan, laarzen aan (rood lakleer, dikke rubberen sleehak). Ik moest de gang op om steviger schoenen te pakken. Een hand had ik nodig om de yogamat die diende als mentale bescherming tegen vallend glas te balanceren, de andere rukte aan de deur naar de gang. Deuren openen namelijk naar binnen, en daar lag wat voor. Goed dat de wandelschoenen niet ook onder het hemellicht stonden. Ook boven het trapgat was de helft van de ruiten gesneuveld.
Nadat ik vervolgens effectief éérst de suède schoenen, een stapel – o wonder – intact gebleven fotolijstjes en een paar bossen sleutels van onder het glas had gered, sijpelde er wat gezond verstand terug in mijn brein. Ruim drie uur noeste arbeid later, het begon inmiddels licht te worden, was het glas op een hoop in de hal geveegd, waren de bungelende stukken ruit met valgevaar verwijderd, en zeilen met touw en tape over het gat gespannen. Lang leve de partner met waterstofzuiger waarmee het makkelijk splinters en water verwijderen was. Glinsterende gruzels lagen tot op de begane grond twee verdiepingen lager. De buurman had geen kick gegeven.
Enkele uren later, na een bodempje wodka en slaap die vooral voor de vorm was, bleek de hemel van het stralendste blauw. Vogels schoten door de geklaarde lucht en floten dat het een lieve lust was. De ravage om ons heen had een sinistere schoonheid. Op straat hadden de toch al bibberige bomen hun blaadjes in een kring om zich heen laten vallen en op de autodaken in zou het goed poffertjes bakken zijn. De brandweer had 700 meldingen gekregen.
Benny’s Ice cream doorkliefde de gespannen sfeer met zijn schel deuntje. Specialiteit van de dag: hagelbollen in siroop.
Terwijl we wachtten op de huisbaas die met een zeil zou komen om de boel te dichten, vermaakten we ons op internet. Foto’s van hagelstenen zo groot als pingpongballen, een ijszee in West-Vlaanderen, code zwart op het weerbericht. Iemand met bijbelkennis vergeleek onze situatie met die van Job op de mestvaalt. Ik dacht aan een Goddelijk onderdeel van de inburgering in dit katholieke land, waar toch ook op een feestdag de hulpdiensten en de glaszetters overuren draaien. De eigenaar arriveerde. Twintig kilometer verder waar ze verbleef was er geen spatje regen gevallen. Die dakramen zijn een zwak puntje van het huis, zei ze. Je moet haar een gevoel voor understatement nageven. Het zeildoek ging ongebruikt retour.
Postlude
De volgende nacht bracht meer regen maar de afdichting had zijn werk gedaan. Een grote gele wagen kwam met een zuiger het riool ontlasten; zoveel water stond er in de goten. De glaszetter kwam – een kordate man. Nog nooit iemand zo snel een dak op zien klimmen en zo doeltreffend een meetlint zien hanteren. Voor koffie geen tijd, hij had meer te doen. De offerte voor veiligheidsglas zou hij naar de huisbaas sturen. Er kwam nog iemand kijken. Die had op Jamaica gewoond en vertelde van de jaarlijkse tornado’s en het dichttimmeren van deuren en ramen. Die mensen moeten een sterk hart hebben. Of een liefde voor rum en een fatalistische instelling. Nee, dan liever met zijn allen bovenop een berg.
Nadere inspectie wees uit dat een van mijn suede muiltjes was doorkliefd met een flinke splinter. Zeggen ze niet dat al het goede van boven komt? Met zoveel scherven uit de hemel kan het geluk straks vast niet op. Misschien zelfs een nieuw paar schoenen als bonus.
– 9 juni 2014, tweede pinksterdag
Vladimir Nabokov schrijft in het voorwoord bij een herdruk van zijn eerste roman ‘Masjenka’ De algemeen bekende neiging van beginnelingen om hun privacy te grabbel te gooien […], moet niet zozeer toegeschreven worden aan de aantrekkelijkheid van een kant en klaar thema als wel aan de opluchting die ontstaat door zichzelf af te handelen alvorens over te gaan te betere dingen.’
Dit is het eerste deel van wat een serie moet worden – en uiteindelijk een boek – gebaseerd op voorvallen gekleurd door de angst en onzekerheid die mij al heel lang plagen. Ze hebben me een grondige zelfkennis en grote waardering voor vriendschap opgeleverd, maar ook een grote belemmering gevormd in carrière en relaties. Hoogste tijd voor opruimen en afsluiten.