Het voelde ongeveer zo: een bevende bannelinge op een angsteiland bedekt met stoffige rode aarde zover het oog rijkt, omringd door golven met schuimende, gele koppen zo hoog dat de horizon niet meer bestond. De bannelinge zoekt soelaas op de enige plek die beschutting biedt: in een greppel achter een wrakkig stuk Restant Van Iets; in niets gelijkend op de Moedergrot vol versleten kussens, Pino-nesten en naar kinderkamer geurende verhalen. Op de dagen volgend op nachten die ze voor de verandering met maar één in plaats van twee open ogen heeft doorgebracht, en achter dat ene gesloten oog wat moed heeft ontwaard, beweegt de bannelinge zich tegen de stroperige eilandwind in, de rug gekromd, naar de andere kant van de schrale vlakte waar het vol Beren en Andere Gevaarlijke Luchtspiegelingen zit.
Dit beeld vormde de achtergrond voor een periode waarin ook de eerste maanden van 2015 passen. In de hoop – mijn geloof was reeds verdampt – dat ooit de deining zou afnemen en de einder weer in zicht zou komen, vulde ik de dagen met meditaties, oefeningen, therapie en het zoeken naar een bijbaan. Het was een periode gedrenkt in gevoelens van schuld en gêne. Ik leunde zwaar op mijn ouders, vermeed vrienden om maar niet alwéér te moeten zeggen dat ik me niet goed voelde, durfde niet toe te geven dat ik overstuur raakte van krant, radio en tv, om van het gebrek aan bijdrage aan de economie maar te zwijgen. Alle actie was gericht op mijzelf gaande houden. Van schrijven kwam zodoende niets terecht: te veel onrust in mijn lijf, elke stille minuut achter mijn scherm een uitnodiging om te gaan piekeren. Hoewel terneergedrukt door de angst en daarmee gepaard gaande vermoeidheid, was ik ook in opperste staat van alertheid, klaar om op de vlucht te slaan.
Onverwacht, en eerder dan gepland en misschien ook dan verstandig, ging ik terug hele weken in Antwerpen wonen omdat ik werk had gevonden – de beroemde baan in de schoenwinkel. De therapeut wie ik mijn lot in handen had geven (een kittig, kordaat ding met dieprood haar, gifgroen brilmontuur, wijde zwarte broeken en teenslippers met edelstenen) dacht dat vrijwilligerswerk een goede aanvulling zou kunnen zijn om ook het zelfstandige werken weer aan het rollen te krijgen. Ik zou onder de mensen komen, afleiding hebben, misschien zelfs iets doen wat ik graag deed en weer plezier, noodzaak en nut voelen.
NIETS. MISLUKT.
Mijn grootste materialistische wens is een wandvullende boekenkast met een rijdend laddertje. Voorgelezen worden vormt een van de levendigste herinneringen aan mijn kindertijd. Een boek om in te verdwijnen is een van de weinige manieren om, tijdelijk, te vergeten en, belangrijker, in te zien tot de grote schoonheid waartoe mensen in staat zijn. Ik meldde me aan voor de Boekenkaravaan, een Antwerps initiatief dat zowel thuis als in de bibliotheek als op pleintjes kinderen en verhalen verenigt. Voorlezen is niet alleen goed voor taal- en spraakontwikkeling, ook voor de concentratie, het stimuleren van de fantasie, het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden. Daar bovenop moet het een gevoel van aandacht en veiligheid geven, en regelmaat en rust creëren. Het leek me precies wat ik nodig had.
Er gebeurden twee dingen. Eén: ik legde de lat zo veel te hoog (je moest didactisch verantwoord ook de rest van het gezin betrekken, wist ik veel hoe dat moest), dat ik op voorhand al niet meer durfde. Twee: ik raakte in paniek omdat de gezinnen die in aanmerking kwamen veelal een andere culturele achtergrond hadden, misschien recent gevlucht waren zelfs. Ik was bang dat ik het leed niet aan zou kunnen.
En dus deed ik na de initiële instructies: niets. Poging tot het combineren van persoonlijk en maatschappelijk nut: mislukt.
EGOCENTRISCH WEZEN
Hier zit de crux, het ware schuldgevoel. Kan ik het mij, omringd door welvaart en veiligheid, wel veroorloven niets te doen? Moet ik me niet over mijn angsten heen zetten? Kan ik iets doen als een park in de hoofdstad opeens een vluchtelingenkamp is? Als het coördineren van een massief vrijwilligersbestand een grotere uitdaging vormt dan de hulpverlening zelf? Als er nood is aan spullenhulp? Hoe kan ik bijdragen aan een wereld waarin mensen elkaar respecteren, waarin overheden niet uit zijn op zelfverrijking, waarin soberheid, overzicht, de menselijke maat en eenvoud de norm zijn?
Wat te doen als je niet veel meer tot je beschikking hebt dan een glimlach omdat je zoveel werk hebt aan jezelf rechtop te houden? Kan en moet ik verantwoorden dat ik al een half leven bezig ben de invloed van een gekwelde vader te onderscheiden, en op te lossen, in de spaghetti clusterfuck die mijn persoonlijkheid is? Is het genoeg om niet te handelen naar vooroordelen? Om gewoon naar de Arabische handelaar om de hoek te blijven gaan, te glimlachen naar een vrouw met een hijab? Wat kun je doen als burger die ontwaakt uit de naïeve roes dat de politiek het goed met ons voor heeft? Als hypersensitieve burger? Als burger die ook maar probeert niet al te ongelukkig door het leven te komen? Wat kun je doen als Frankrijk besluit de burkini te verbieden en je op je klompen aanvoelt dat die beslissing het tegendeel van het beoogde effect zal bewerkstelligen? Wat kun je doen behalve boos worden en diep diep diep verontwaardigd zijn omdat het niet in je aard, je mogelijkheden, je moed ligt om meer te doen dan een paar dozen kleding en spullen af te geven bij de kerk om de hoek? Wat als het schamele saldo op je bankrekening je enkel toestaat om de druk van Arabisch-Nederlandse kinderboekjes mee te financieren? Wat anders dan een paar tranen laten rollen bij het lezen van een gedicht?
Er was eens het water
Waar was het?
Aan de rand van het water
Water het aan land komt
Waar zeg je?
Waar het water aan land komt
Van wie?
Waar ons water ons land wordt, bedoel je
Waar ons water ons land is en ons zand ons zand is
Daar was het
Waar de wolken en de luchten van ons zijn, bedoel ik
Daar was het
Hoe het daar lag
Hoe het voorover lag, zo, met de handen naast het hoofd
Hoe we het wegnamen en het voorover bleef liggen
Zelfs toen we het wegnamen, bleef het, terwijl we het wegnamen,
voorover op het zand liggen
Zelfs toen we niet meer keken
Vooral waar we niet meer keken bleef het op het zand liggen, voorover
Dat het op een dag wel uit zichzelf zou vertrekken, dachten we soms,
Maar dat het van ons werd toen we het wegnamen
Wisten we
Er was eens, probeerden we nog te denken, maar
Zo luid we konden, probeerden we er was eens,
er was eens te blijven denken
– Peter Verhelst (Watou 2016)
Mijn therapeut vindt niets, mijn schuldgevoel van wel. Het scheldt me uit: ‘Egocentrisch wezen, je bent niet humaan genoeg!’ Ik weet oprecht niet of dat terecht is, vraag me af hoe anderen dat doen, of het niet gewoon luiheid is als ik me ook zou kunnen aansluiten bij legio (culturele) initiatieven. Durf ik toe te geven opgelucht te zijn als ik lees dat Stichting Bootvluchteling eisen stelt aan vrijwilligers waaraan ik niet voldoe?
“Het vrijwilligerswerk is emotioneel en lichamelijk zwaar. Er worden lange dagen gemaakt; je staat ’s ochtends vroeg op en werkt tot ’s avonds laat. Je maakt dus korte nachten en maakt heftige, confronterende dingen mee. Het is daarom belangrijk dat je stevig in je schoenen staat en lichamelijk en geestelijk gezond bent. Daarnaast wordt er een flinke mate van zelfstandigheid, initiatief en flexibiliteit van de vrijwilligers verwacht. Het is belangrijk dat je erg gemotiveerd bent om dit werk uit te voeren.”
En dan heb ik nog niet eens de vraag gesteld of het wel zin heeft om als individu te helpen, maar misschien is dat alleen excuses zoeken. Ik had me voorgenomen om actie te ondernemen op het moment dat ik mezelf weer op de rit had, maar na een relatief onbezorgde zomer is mijn stress-emmer nu weer vol, ben ik onrustig als bij de tandarts de radio aanstaat en het tijd is voor het journaal. Angst wordt veroorzaakt door een overmaat aan stress, zoveel stress dat de geest geen rek meer heeft voor analyse, improvisatie, relativering.
Voorlopig wil ik vooral nog dingen doen waar ik blij van word. Op het randje van het bed van de kinderen van mijn geliefde zitten terwijl hij voorleest bijvoorbeeld. Gelukkige mensen kunnen meer aan.