[ Gepubliceerd in Pf 3 – 2017 ]
Bert Danckaert (1965, Antwerpen) is in gelijke delen maker, schrijver, docent en onderzoeker. Hij gelooft in de filosofie van Aikido: negatieve energie ombuigen tot een positieve kracht. In de hoedanigheid van maker zou je Danckaert een vertegenwoordiger van het in België ontsproten absurdisme kunnen noemen, hoewel ook documentaire en abstract expressionisme een stukje van de lading dekken. Als denker vecht hij voor het behoudt van het mysterie en als schrijver heeft hij het hart op de tong. Hij is niet uit de Vlaamse fotografie weg te denken, Danckaert is, eerlijkheidshalve, een bekende fotograaf (“Ik sta al weleens in de krant, ja.”).
Gezwind stapt Bert Danckaert door de gangen van de academie, “een van de oudste van Europa”, vertelt hij niet zonder trots. Hij wijst op een grote 3, 5 en 0 beplakt met holografisch papier bovenop een kast, “van het feest vorig jaar”. Langs grote gipsen afgietsels van klassieke beelden gaat het (“voor tekenstudies”); ze doen wat vreemd aan binnen de context van wat eens een klooster was. Híj komt net van een jury, een paar uur eerder reed een man in een auto vol wapens de drukste winkelstraat van de stad op die slechts op een steenworp is van de veilige dikke muren waarbinnen dit gesprek gevoerd wordt. Dat kan tellen als absurdisme.
-Ikea en de wijde wereld-
Als het over Bert Danckaert gaat, kun je niet om ‘Make sense!’ heen, een publicatie uit 2006 en de onbetwistbare basis van zijn huidige werk. Hij presenteert alledaagse situaties waar de meeste mensen geen oog voor hebben. Knap van ons, want de openbare ruimte is er, althans in het universum van Danckaert, van vergeven. De bizarre, droog-komische, fotogenieke treurnis van dichtgetimmerde ramen, loshangende kabels, schuine stoepjes, buizen en god weet wat voor merkwaardige oplossingen en misplaatste mooimakerij worden door Danckaert vereeuwigd in beelden van simpele schoonheid en levendigheid. De non-plekken worden karakters op zich waarin menselijke sporen wel aanwezig zijn, maar voor de scene van marginale betekenis lijken. “Stilstaan bij de banaliteit en nietszeggendheid van mijn onderwerpen, het leven zoals we dat leiden, vind ik even grappig als beangstigend”, schrijft Danckaert daarover in ‘De extra’s’.
Sinds 2000 heeft Bert Danckaert zich vastgebeten in zijn onderwerp, het effect van globalisering op de alledaagse urbane ruimte. Aanvankelijk bleef hij binnen een kleine straal rondom België maar met ‘Simple Present’ werd de hele wereld zijn podium. Zijn interesse gaat zodoende veel verder dan de ‘Belgian solutions’ waar zijn foto’s zeker verwantschap mee vertonen. “Aanvankelijk dacht ik dat het over onze cultuur ging. In 2005 ging ik met mijn vrouw (de schilder Karin Hanssen) mee naar de Emiraten vanwege haar deelname aan de Sharjah Biënnale, dat was mijn eerste keer reis buiten Europa. Kan ik daar hetzelfde soort werk maken?, vroeg ik me af. Ik gebruikte het fotograferen van Ikea parkings al als absurd vertrekpunt voor mijn foto-excursies. In de emiraten zien die er precies hetzelfde uit, behalve dat er daar een brandende zon boven staat. Toen ontstond het idee om de wereld rond te reizen zonder dat je op de foto’s ziet dat ik ben weggeweest. Ik heb mijn idee van uniformiteit wel moeten bijstellen. Het klopt als je alleen naar parkings van Ikea en dergelijke gaat, maar gelukkig zijn er ook nog andere plekken. Om de illusie van een generische stad te wekken, mix ik in mijn boeken alle foto’s van de verschillende steden dooreen.”
Wat ooit als grap begon, werd een obsessie, sinds 2005 fotografeerde Danckaert tientallen Ikea-parkings wereldwijd. “Daar begonnen mijn wandelingen omdat ik wist dat ik dan in de rand van een stad kwam die voor mij interessant was, maar naarmate ik getraind raakte, werkte ik ook in drukkere straten in het centrum. In Kaapstad was er toen ik er was nog geen Ikea, en op Cuba natuurlijk nog altijd niet, dus daar moest de aanpak wel verschillen.”
-Van vorm en inhoud-
Wie snel bladert ziet schoonheid en humor, wie langzaam bladert ziet troep en treurnis. Danckaert’s manier van omgaan met die tegenstelling is het hanteren van patronen en sjablonen. “Er is een spanningsveld tussen het documentaire gehalte en het creatieve gehalte van mijn fotografie. Ik word steeds verrast door wat de werkelijkheid mij geeft, maar er is ook dat stramien: ik weet op voorhand dat ik het beeld ga indelen in dat kleine stukje straat en die muur. Dat zijn die patronen, het grid. Dat is wat ik bij me heb in mijn rugzak.”
De abstractie is steeds verder gegaan, zoals het werk in ‘Horizon’ (2016) bewijst. Danckaert schakelde van kleinbeeld over naar middenformaat met als effect dat zijn fotografie stiller werd. De technische kwaliteit laat groter printen toe waardoor de relatie met schilderkunst heel direct en fysiek wordt, verwant aan color field painting. “Momenteel beweeg ik een beetje terug naar het documentaire. Ik bezoek beladen geschiedkundige plaatsen, zo was ik onlangs kort na mekaar in Vietnam en Woodstock. Ik wil ook naar Hiroshima. Dat werk draait om het begrip ‘onzichtbare besmetting’: hoe projecteer je je ideeën op dingen die dat totaal niet kunnen uitspreken.”
“Ik ben me bewust van het onvermogen dat je over de heel grote dingen zelfs nauwelijks kan nadenken, laat staan er een foto van maken. Als ik dan in een Chinese mega-stad sta waar dertig-miljoen mensen samenleven, waar ernstige pollutie is, een communistisch verleden, dan kan ik verhalen vertellen, maar ik voel me geconfronteerd met een fundamentele onmacht. Dan draai ik me 180 graden om, fotografeer iets anders in de hoop dat ik van niets iets kan maken. De troost van het beeld noem ik dat. Want ja, er moet wel getroost worden. Mijn beelden worden vooral een existentiële weerslag van betekenisloosheid.”
Danckaert raakte van die gedachte doordrongen na het bezoek aan Kaapstad. “Er was net een artikel in De Morgen (Vlaamse kwaliteitskrant – red.) verschenen over de twee meest gevaarlijke steden ter wereld: Kaapstad en Caracas. Eenmaal bij het hotel werd me afgeraden een wandelingetje te maken omdat er op zondag geen sociale controle is. De eerste dagen was ik heel angstig en hoe angstiger ik was, hoe formeler ik ging werken. Dat gaf houvast, afleiding van de angst, met als resultaat documentair formalisme. Hoe belangrijk de documentaire laag nog is? Er is een muur en de straat, twee vlakken die refereren aan een plek in de wereld. Maar het resultaat is eerder creatie dan registratie.”
Toch vertrekt Danckaert nog altijd van de idee dat een foto een bewijs is van iets dat hem is opgevallen. “Het gaat niet zozeer om wat er op staat maar hoe de elementen mij kunnen helpen er een goed beeld van te maken, een compositie te vinden in een accumulatie van lelijkheid. Het toeval en het werken met minimale middelen houdt het voor mij spannend. Zoals William Eggleston van tergend saaie plekken die we allemaal kennen, sensuele, fascinerende beelden kan maken, composities op basis van een element dat voorbij gaat aan wat het eigenlijk voorstelt. Dat vind ik het fascinerende aan fotografie, dat het in de wereld is, gewoon te vinden.”
Er is een grote synergie tussen de vier polen van mijn praktijk. Beelden maken heeft te maken met naar beelden kijken. Om erover te kunnen schrijven moet ik erop studeren, wat me helpt me beter te verwoorden, ook naar studenten toe. Het eindigt bovendien in mijn eigen werk omdat ik daarover reflecteer door het kijken naar ander werk.
“Als fotograaf, in tegenstelling tot een schilder die in zijn atelier werkt, kan ik de wijde wereld intrekken, of die nu achter je hoek is of op een ander continent”, verklaart Danckaert zijn enthousiasme over zijn medium. “Ook het sociale aspect is belangrijk, de manier waarop je via beelden kan nadenken en af en toe zelfs een uitspraak kan doen over hoe we samenleven, onze omgeving vormgegeven, en dat daar dan iets tastbaars uitkomt. Voor veel mensen is de krant lezen genoeg, maar iets naar buiten laten komen als een antwoord, een bewijs van omgang met de grote vragen in de wereld dat echt van mij is, dat geeft veel voldoening.“
-De moord op het mysterie-
Straat en muur, speelvlak en achtergrond, het kader en de scène. Hoewel de fotografie zijn medium is bij uitstek, laat Danckaert’s werk, het decor waartegen onze levens zich afspelen, zich niet voor niets zo goed karakteriseren in termen uit het theater. Beiden hebben een dubbelzinnige verhouding met de realiteit, beide hebben een zwarte doos aan de basis. Danckaert is de jongste telg uit een gezin waar alles om theater draaide, hij studeerde zelfs een jaar aan de theaterschool. Het was een schrijver die jaren later zijn beelden vergeleek met decors.
Na een voltooide studie aan de Academie voor Schone Kunsten Antwerpen waar hij nu zelf les geeft, en een postgraduaat aan het NHISK, behaalde hij in 2014 de omstreden titel Doctor in de Kunsten. Omstreden, omdat het academische doctoreren niet vanzelfsprekend samen gaat met een beeldende praktijk. “Ik hoop dat ik mezelf voor de fundamentele fout van pseudo-jargon en kunst als illustratie van een theorie heb kunnen behoeden. Wat vermoedelijk helpt is dat ik lang geleden als recensent ben beginnen schrijven omdat ik vond dat de stem van de kunstenaar ontbrak in het discours, vanuit liefde voor mijn, kwetsbare, vak.”
Het tandem-resultaat van Danckaerts doctoraat bestaat uit ‘Simple present’, een “fotoboek met geen letter tekst”, en ‘De extra’s’, een novelle over “twijfel en onmacht als motor van het artistieke proces”, mislukking, het beeld dat niet gemaakt werd. ‘De extra’s’ speelt zich af op de set van een Bollywoodfilm in Mumbai waar hij als figurant een door de Indiërs verzonnen Engelsman speelt, de ultieme plek waar theater en realiteit elkaar treffen.
Danckaert is overtuigd van de zin van doctoreren binnen de kunsten, al is de zoektocht naar de beste vorm nog niet voltooid. “De weerslag op mijn werk is dat het is geïntensifieerd en, hopelijk, naar een hoger niveau getild. Alleen al door de middelen waarmee ik reizen kon maken, maar ook door de verplichting over mijn onderzoek te communiceren en het denken over de nuances van het artistiek bezig zijn, daarbij stilstaan terwijl je dit anders als een evidentie ervaart. Daar heeft het lesgeven ook baat bij.”
Taal is al lang een constante in de praktijk van Bert Danckaert, maar geen noodzakelijke bondgenoot van de fotografie. “Er zijn heel goeie kunstenaars, zoals Dirk Braeckman, die heel goed beseffen dat het woord vaak onmachtig is tegenover het beeld”, argumenteert hij. “In het onderwijs is het gebruik van taal onvermijdelijk maar wel heel zinvol”, nuanceert Danckaert. “We zouden erover kunnen dansen, maar taal is wel zo gemakkelijk, zelfs als en hoewel woorden nooit doordringen tot de kern van het beeld.”
Praten over beeld zou kunnen gelden als kwaliteitstest, want als je precies kan omschrijven wat je doet, dan zijn je foto’s misschien niet goed. “We moeten blijven strijden voor het in tact laten van het mysterie bij het doctoreren in de kunsten”, zegt Danckaert beslist. “Ik wil mijn praktijk niet dusdanig ontbenen dat het mysterie verdwijnt. Als ik iets maak kan ik geëxciteerd raken, ik zou kunnen proberen achteraf te ontrafelen wat er op zo’n moment gebeurt, maar dat heeft niet zoveel zin denk ik. Ik probeer me vooral kwetsbaar op te stellen, zowel tijdens het maken als in het praten erover. Een naïeve blik kan veel meer opleveren dan die van een criticus die op voorhand alles al denkt te weten. Als je aan het werk bent, zitten al je ideeën en de theorie wel ergens in je rugzak, maar je moet ook vrij zijn om het te vergeten, anders ga je elke zeer hetzelfde doen. Maar ja”, lacht hij, “misschien doe ik wel elke keer hetzelfde. Dat is de paradox.”
www.bert-danckaert.be