[ Gepubliceerd in Pf 2 – 2018 ]
Wat kun je nog vragen aan een vijfenzeventig-jarige fotograaf met een palmares als dat van Harry Gruyaert? Harry Gruyaert, de pionier van de Europese kleurenfotografie die in een adem met Saul Leiter wordt genoemd. Hoe het komt dat hij minder bekend is dan zijn collega’s bij Magnum? Wat zijn lievelingskleur is? Hoe het kan dat hij altijd op het juiste moment op de juiste plek lijkt te zijn? Gruyaert blijkt aan één woord genoeg te hebben om het vat vol verhalen dat hij is rijkelijk te doen vloeien. “Fotograferen is een manier van leven. Het is vrijheid, ontdekken, leren van dingen te houden.”
Harry Gruyaert (Antwerpen, 1941) woont al jaren in Parijs en reisde de hele wereld over, geleid door een magnetische ‘schoonheid uitgaande van banale zaken’. Hij studeerde in Antwerpen en Brussel, ontdekte in het Amerika van de jaren ’70 de kleurenfotografie van onder meer William Eggleston, injecteerde onder invloed van de pop-art zijn werk met alledaagse motieven en humor. De opdracht om een cruise te fotograferen deed hem in 1966 in Marokko belanden, het land waarnaar hij minstens twintig keer terugkeerde. Hij ontwikkelde een innige liefdesband met de frisse kleuren van het land en het organisch geheel van mensen en natuurlijke omgeving. Behalve om zijn feilloos oog voor kleur en licht, geobserveerd door een rond brilletje met dikke glazen, wordt Harry Gruyaert vooral geassocieerd met een drietal series: TV-shots, gemaakt tijdens een korte periode dat hij in Londen woonde begin jaren 1970, het werk dat hij van zijn surrealistische thuisland België maakte en Rivages, een bundeling zeegezichten.
GEEN BOODSCHAP
Toen begin jaren ’70 televisie kleur kreeg, was Harry Gruyaert gefascineerd door de beelden die van over de hele wereld zijn Londonse kamer binnenstroomden. Terwijl een assistent de antenne van zijn op hol geslagen televisie bediende om buitenaardse kleuren te verkrijgen, zat Gruyaert alert als een straatfotograaf in zijn stoel. Recorders bestonden nog niet. “Ik had de indruk dat je een portret van een land kon maken door de tv te fotograferen. Nu is de wereld veel eenvormiger en lijken de uitzendingen overal op elkaar.” Hij haast zich te benadrukken geen conceptueel fotograaf te zijn. “Ik werk op intuïtie en lees vooraf weinig over de plekken waar ik werk, want ik wil open zijn. Mijn foto’s vertegenwoordigen stukken van mijn leven, ze hebben niets te maken met waarheid.” TV-Shots is Gruyaert’s meest conceptuele, journalistieke werk. De boodschap van het project, de confrontatie met beelden van over de hele wereld die door de afstand een fictieve kwaliteit behouden, is opnieuw relevant met de komst van internet. “Maar”, zegt Gruyaert, “ik wil mezelf niet herhalen, de boodschap interesseert me niet.”
Het esthetische wint altijd
In 1982 wordt hij, ondanks tegenkanting van enkele leden, en enigszins tegen zijn eigen overtuigingen in, lid van het fotoagentschap Magnum. Er is vaak over Harry Gruyaert geschreven dat hij geen bedoeling heeft met zijn werk. Desondanks is het moeilijk om je te onttrekken aan de indruk dat er wel degelijk een boodschap van de beelden uitgaat, bijvoorbeeld over het belang van kijken en zijn. Zijn foto’s draaien niet om de mensen -“Het esthetische wint altijd”-, maar ze zijn wel omnipresent. Er is sprake van voyeurisme, maar ook een wederzijdse aantrekking en goedkeuring. Gruyaert kan zich perfect onzichtbaar maken, maar soms is er opeens die blik in de camera, een tweezijdige hypnose. “Een foto maken is tegelijk naar contact reiken en contact weigeren, tegelijk helemaal aanwezig en helemaal afwezig zijn”, laat Gruyaert in een van zijn publicaties optekenen.
STREVEN NAAR ONTROERING
Het was nota bene een Magnum-fotograaf die hem deed inzien dat hij niet voor magazines wilde werken. Ze waren beiden in Marokko, de ‘collega’ bezig met het verzamelen van beeldmateriaal. “Destijds wilde de groep graag dingen uitleggen. Als dat lukt ben je een goede persfotograaf, maar dat wilde ik niet worden. Magazines wilden spreads hebben, en daarvoor moet je te veel nadenken over hoe die in te vullen. Dan dreigt het gevaar dat je je persoonlijkheid verliest. Ik hou van die grote persoonlijkheid in het werk, zoals bij Stephen Shore bijvoorbeeld. Als ik door zijn boeken blader heb ik het gevoel samen met hem daar te zijn.”
Benen zijn even belangrijk als ogen
Die fysieke, ontroerende kwaliteit is waar Gruyaert naar streeft, zowel in het maken als in het beleven. “Ontroering is voor mij belangrijk in kunst, de connectie met de maker van een werk, zoals wanneer ik naar een schilderij van Bacon kijk, ik de mens Bacon beter begrijp.” Op een recente tentoonstelling kreeg hij het compliment dat er zoveel ‘ravissement’, verrukking, uit zijn werk spreekt. “Dat is het plezier waarmee het gemaakt is”, zegt hij, nauw verbonden met een aan verslaving grenzende behoefte om te fotograferen. “Als ik het te lang niet doe, dan mankeert me dat. Ik zie de hele tijd dingen die ik wil doen. Voor mijn familie is dat heel irritant. Tijdens de reis die ik met mijn dochters in India maakte, ik vind het belangrijk voor de opvoeding om iets van de wereld te zien en om te ervaren dat mensen die in barre omstandigheden leven toch vriendelijk zijn, moesten ze vaak in de auto wachten omdat ik weer iets wilde vastleggen. Fotograferen is echt iets dat je alleen moet doen gewoon.”
FOTOGRAFIE ALS THERAPIE
“Ik begrijp de dingen beter als ik ze door een kader zie.” Fotografie is een vorm van therapie voor Gruyaert. Ze zit in elke cel van de nog altijd actieve fotograaf. Het is een, gebrekkige, verklaring voor de magie van zijn soms onmogelijk schijnende beelden waarin tijd en beweging samensmelten tot sensuele draperieën die steeds iets anders, maar nooit alles, laten zien. “Lucky shots”, zegt Gruyaert bagatelliserend. “Fotograferen wordt een manier van bewegen in de wereld”, voegt hij er aan toe. “Benen zijn even belangrijk als ogen. Mijn bewegingen zijn heel fluïde, soms vlug, soms moet ik wachten.”
“Ik leef veel intenser als ik fotografeer. Het leven is heel kort en ik moet het nu doen.” De strenge katholieke opvoeding – God – paus – vader, hiernamaals – waarvan Gruyaert zo snel als fatsoen toeliet wegvluchtte, heeft hij volledige uit zijn systeem gebannen. “Ik ben een ‘jouisseur’, een levensgenieter. Toen ik jong was besefte ik al hoe erg het moet zijn als je dood gaat met spijt om alle dingen die je niet gedaan hebt.” Dat hij altijd bang was zijn vrijheid te verliezen is daarmee niet zo verwonderlijk. Toch viel de appel niet ver van de boom, en Gruyaert met zijn neus in de boter.
Ik heb dat emotionele nooit met mijn vader kunnen delen
HEILIGSCHENNIS IN DE CINEMA
“Thuis was er altijd allerhande fotomateriaal aanwezig. Mijn vader wilde niet dat ik fotograaf werd, hoewel hij heel zijn leven bij Gevaert (de Antwerpse fabrikant van wereldberoemd fotopapier – LLtV) heeft gewerkt en er technische les gaf aan fotografen. Hij vond het geen serieuze mensen, ze hadden maîtresses enzo. Ik ging uiteindelijk wel naar de vakschool maar daar werd ik buiten gegooid. Omdat ik een diploma moest hebben ging ik in Brussel naar een slechte school. Het voordeel van Brussel als stad was dat er veel meer goede films werden vertoond, daarvan heb ik meer geleerd dan op school. Later, toen ik ‘gelukt’ was, was mijn vader wel fier natuurlijk.”
Misschien nog wel meer dan de kleurenfotografie van zijn Amerikaanse helden, heeft de Europese cinema Gruyaert beïnvloed. ‘Il deserto rosso’ is een belangrijke inspiratiebron, de regisseur Michelangelo Antonioni een grote held. Die invloed spreekkt uit de verhalende kracht van zijn beelden. Een bioscoopbezoek maakt ook deel uit van een levendige herinnering. “Ik kwam met mijn vader uit een voorstelling van ‘Het zevende zegel’ van Ingmar Bergman, ik was ongeveer 17. Ik was er nog helemaal vol van toen mijn vader vroeg welke tram we zouden nemen. Dat was ontheiliging, zo concreet te zijn na zoiets emotioneels. Ik heb dat emotionele nooit met hem kunnen delen, hoewel ook hij veel filmde en fotografeerde.”
BELGIË EN VERDER
Na zijn studies zette Harry Gruyaert een tijdje voet aan wal in de VS, maar koos uiteindelijk voor Parijs als thuishonk. “Dat was toch dichterbij België”, en net ver genoeg om het absurde karakter van zijn geboorteland vanuit een ander perspectief te bekijken en zijn complexe gevoelens te onderzoeken. Gedurende tien jaar fotografeerde hij een oeuvre bij elkaar dat zowel sentimenteel als kritisch is, komisch en treurig, droevig en verward, zonder er ooit grip op te krijgen, alsof je kijkt naar bewegende beelden.
Voor mij bestaat de fotografie pas wanneer ze concrete vorm krijgt in een afdruk
De foto’s van Belgie worden in de aanstaande tentoonstelling onder meer gecombineerd met beelden uit Las Vegas en Moskou (in 2017 gepubliceerd als East West). Het FOMU toont ook een selectie van zijn werk in opdracht waarmee hij het vrije werk bekostigde. Ondanks ‘trage’ eigen productie, hij werkt bijvoorbeeld al twintig jaar in Egypte, maar een boek is er nog niet van gekomen, heeft Gruyaert nooit een cent met iets anders dan fotografie verdiend. “Het formidabele aan fotografie is dat het zowel kunst als ambacht is”, zegt hij daarover. Geenszins iets om je voor te schamen dus. Ook zijn vader zal een rol spelen; de collectie van Gevaert ligt aan de basis van het museum, en hij maakte deel uit van de aankoopadviescommissie van het fotomuseum.
Tentoonstellingen en boeken zijn voor Gruyaert het ultieme resultaat van zijn werk. ”Voor mij bestaat de fotografie pas wanneer ze concrete vorm krijgt in een afdruk.” Digitale technieken hebben de mogelijkheden vergroot. Zo kan hij eindelijk afdrukken maken die recht doen aan de kwaliteit van de met kodachrome film gemaakte opnames, destijds een zeer moeizaam proces met de voor handen zijnde technieken. Gezien zijn nog altijd uitdijend oeuvre zal het dus nog wel even duren voor het stil wordt rond Harry Gruyaert.