[ Gepubliceerd in PF nr2 | 2014 ]
Michiel Hendryckx (1951, Adinkerke, België) is met pensioen van een lange, succesvolle carrière als fotograaf, schrijver, docent en televisiepersoonlijkheid. Niet dat hij stil zit, oh nee. Over de grens is zijn werk minder bekend, terwijl hij in Vlaanderen een bijna beroemdheid is en zijn werkterrein heel Europa bestrijkt. Een portret van de fotograaf met een grote liefde voor Cartier-Bresson en wiens best verkochte boek geen foto’s bevat.
Michiel Hendryckx ontvangt zijn bezoek aan huis in Gent. Het is er zoete inval. Herhaaldelijk rinkelen de bellen van voordeur en telefoon: een vriend met de ziel onder de arm, de moeder van zijn zevenjarige zoon Louis, of hij zitting wil nemen in een jury. Ondertussen treft hij voorbereidingen voor een bezoek aan Poundbury in Engeland, een dorpje gebouwd door Prins Charles. Misschien doet hij er nog inspiratie op voor zijn wekelijkse column ‘Altijd Ergens’ in het weekblad van De Standaard, ‘zijn’ krant sinds 1992.
Ik heb een vuile bek. – MH
Nog tijdens het maken van de koffie en na een mededeling – ‘In koffer van de auto ligt een vegetarische pizza voor straks, goed?’ – steekt Hendryckx van wal over zijn jongste project: een driedelige radioreportage over de laatste echte grens in Europa. Die tussen België en Nederland, tussen het katholieke en het protestantse deel. Hij is er vol van, poneert het ene weetje na het andere feit. Maar we zouden het over zijn fotografie hebben. Een constante in de loop van het gesprek: eender welk onderwerp wordt aangeboord, Hendryckx spreekt erover met een bevlogenheid alsof hij op de bühne staat. Over alles heeft hij een mening en die steekt hij niet weg. Collega’s ontkomen er niet aan en ook opdrachtgevers en studenten werden niet gespaard als het anders moest. ‘Ja, ik heb een vuile bek’, constateert hij met vrolijke verwondering.
Mislukkeling
In 1971 vertrok hij naar Gent om daar de opleiding tot kunstschilder te volgen. Zijn vader, een architect, vond het niets. ‘Die zag in mij een absolute mislukkeling. In een soort paniek omdat ik ab-so-luut in het artistieke wereldje van Gent wilde blijven hangen, besloot ik: oké, dan studeer ik fotografie. Dat zag mijn vader wel zitten. Hij dacht dat ik een winkeltje kon beginnen en trouwreportages kon gaan maken’, lacht Hendryckx. Al in zijn tweede jaar besloot hij echter reportages te zullen gaan maken. Zijn belangrijkste prikkel: Bert Nienhuis’ fotografie voor Vrij Nederland. En een sociale, linkse overtuiging om de wereld te willen verbeteren door objectieve informatie te geven. Hendryckx: ‘Er zijn mensen die vinden dat ik een soort pastoor ben.’
Meneer, de foto’s in uw krant zijn afgrijselijk. – MH
‘In België was er, op één of twee fotografen na die goed bezig waren, eigenlijk niets’, vertelt Hendryckx. Hij zag zijn kans schoon en stapte nog tijdens zijn studie naar De Gentenaar, een lokale krant. Dat ging ongeveer zo. Michiel Hendryckx: ‘Meneer, de foto’s in uw krant zijn afgrijselijk.’ Directeur: ‘Pardon?’ MH: ‘Ja, Afgrijselijk.’ D: ‘Zijt gij dan zoveel beter?’ MH: ‘Absoluut.’ Hij bracht het blijkbaar overtuigend, want hij mocht freelance gaan fotograferen voor de krant. Maar daar bleef het niet bij. Hij bemoeide zich ook met de gang van zaken op de redactie, waar zonder pardon foto’s in stukken werden geknipt wanneer ze niet pasten. Hendryckx pleitte voor het afdrukken van het gehele beeld, inclusief het randje van het negatief zoals zijn grote voorbeeld Henri Cartier-Bresson dat deed. De kijker moest alles te zien krijgen. Hij leerde er beter door kadreren bovendien. En jawel: voortaan werden de foto’s mét zwart randje afgedrukt. Het bezorgde hem nationale bekendheid. Niet zonder trots voegt hij eraan toe: ‘Zonder pretentie hè, maar ik denk dat ik heb meegewerkt aan een vernieuwing.’
Loodgieter
Na zijn afstuderen bleef hij werken voor de krant. Die baan kon hij vanaf 1978 combineren met doceren aan de academie waar hij nog maar pas vertrokken was. In 1991 nam hij een jaar verlof in het kader van een overheidsproject om de jeugdwerkeloosheid op te lossen. Hij nam de tijd te baat om te voet naar de berg Olympus te trekken met als enig gezelschap een ezel voor de bagage. Hij maakte nauwelijks foto’s maar schreef wel een boekje. ‘Twee ezels’ zou zeven herdrukken kennen en is tot op heden zijn grootste succes. Grinnikend zegt Hendryckx ‘Het is toch wel een beetje bizar dat mijn best verkochte boek geen enkele foto bevat.’
Ik maakte met evenveel liefde een foto van een pak bloem als van een auteur. – MH
Het boekje werd opgepikt door landelijk dagblad De Standaard, dat tot hetzelfde concern behoort als De Gentenaar. Hij werd er fotoredacteur, fotograaf en had kort de leiding van het weekblad. Voor niets was hij te goed. Hij maakte reportages en portretten, maar fotografeerde ook allerlei gebruiksvoorwerpen als hem dat gevraagd werd. ‘Je bent een soort loodgieter feitelijk. Je moet altijd mee oplossingen bedenken als er iets geïllustreerd moet worden. Echt, ik maakte met evenveel liefde een foto van een pak bloem als van een auteur. Ik hoef niet zo nodig mijn stempel te drukken’, illustreert Hendryckx zijn werk voor de krant, ‘Ik wil oprechte beelden maken. Daar ben ik heel fier op.’
Dat hij opviel door zijn schriftelijke bijdrage is wat merkwaardig, maar toch een logisch gevolg van Hendryckx’ opmerkzaamheid. ‘Het schrijven is ontstaan doordat ik met journalisten mee op reportage ging, dat was gebruikelijk. Eigenlijk is dat het mooiste wat je kunt doen, een symbiose vormen. Samen ben je altijd slimmer. Het kwam ook voor dat ik een vraag stelde. Daar werd soms schamper op gereageerd’, vertelt Hendryckx. Toch was hij met soms teleurgesteld als hij het resultaat van de reportage in de krant zag. ‘Dat zou ik anders doen’, dacht hij. En zo kwam het dat hij ook de pen ter hand nam.
Deemoed en verwondering
Vóór alles is Michiel Hendryckx een beeldenmaker, maar hij is ook een verteller in hart en nieren. Schrijven, televisie maken, radioreportages, zelfs een theatershow: het vloeit allemaal logischerwijs voort uit zijn drang om met een publiek te delen wat hij zelf opmerkelijk vindt, om de geschiedenis in gestolde vorm nog eens onder de aandacht brengen. Nieuwsgierigheid is zijn zuurstof. Dat en nederigheid maken dat hij veel te weten komt. Een tekst boven de voordeur (‘Deemoed en Verwondering’) herinnert hem er dagelijks aan. ‘Ik ben een reiziger, dat zit in mijn DNA. Ik wil altijd weten wat er voorbij de horizon is. Ik ben op mijn 60e mijn nieuwsgierigheid nog altijd niet kwijt. Natuurlijk wordt je wel professioneler in de omgang met, bijvoorbeeld, leed, maar ik ben nooit cynisch geworden. Als journalist moet je kunnen zuigen als een spons. Ben je dat kwijt, dan moet je uit de journalistiek.’ Op de vraag wat hij zou doen als hij in een rolstoel terecht kwam is hij resoluut: ‘Ik zou vragen mij van kant te laten maken.’
Hendryckx’ filosofie: versmelten met het onderwerp, het werk léven.
Dat hij op pensioen is van de krant, betekent niet dat hij zijn zuigkracht heeft verloren. Toch zag hij zich de eerste keer dat hij vrij werk maakte akelig geconfronteerd met het gebrek aan een opdracht. ‘Het Fotomuseum in Antwerpen vroeg mij een overzichtstentoonstelling te maken, maar ik wilde liever nieuw werk tonen. Voor ‘Dolen’ (boek en tentoonstelling) trok Hendryckx door Europa. Hij maakte een kleine inhoudelijke crisis door, maar slaagde erin een op ontdekkingszin drijvend boek vol humor, schoonheid en geschiedenis te maken.
Het project betekende een omwenteling in zijn manier van werken. Dolen’ was bovendien Hendryckx’ afscheid van zwartwit, zijn moedertaal, en een knipoog naar Cartier-Bresson, wiens ‘moment decisive’ hij goed beheerst. Tijdens het interview heeft Hendryckx uitzicht op het portret dat zijn voorganger/collega Paul Van den Abeele bij de begrafenis van Charles De Gaulle maakte van de grote meester.
Op zijn reizen doet Hendryckx graag of hij een gewone toerist is opdat hij maar niets verstoort in de scènes die hij aantreft. Zijn uitrusting is dan ook reuze subtiel: een body (Nikon D4), twee lenzen (24/70 en een zoomlens 70/200), en een flits. Kort geleden kocht hij ook een kleinere, ‘tragere’ camera (Nikon D600, lens 24/85) om nog minder bedreigend over te komen als hij onbekenden wil fotograferen. ‘In Europa is de kans het grootst onzichtbaar te worden en te blijven’, schrijft hij in het voorwoord van ‘Dolen’ En dat is precies zijn filosofie: versmelten met het onderwerp, zijn werk léven.
Banaal
De pensionering is maar relatief, want eerst vertrekt hij nog naar Japan voor een vervolg op zijn e-book ‘Een analfabeet in Japan’. Daarover zegt hij: ‘Ik ben wel bang dat ik hetzelfde ga doen, dat ik niets vind, maar dat is juist de uitdaging. Ik ga graag terug naar plekken waar ik geweest ben. Fotografie houdt zich bezig met het banale, dus er is altijd een onderwerp.’
Als ik ooit ga beginnen schilderen moogt ge mijn kop inslaan met een plank. – MH
Ook moet er binnenkort een bundeling uitkomen van ‘Altijd ergens’, zijn column bij De Standaard. Ondertussen werkt hij aan een boek in kleur met de veelzeggende titel ‘Het verlangen naar Frankrijk’, dat voor 2016 gepland is. ‘Dat moet het beste zijn dat ik gemaakt heb’, zegt de fotograaf beslist.
En dan? ‘Ik ben nog lang niet uitgekeken op de wereld.’ Hij nuanceert zijn eerdere uitspraak: ‘Zelfs als ik in een rolstoel zou belanden heb ik nog een kast vol spullen die allemaal een verhaal in zich dragen. Eer ik daarmee klaar ben zal zich wel weer iets aandienen. Bovendien, mocht ik stoppen bij de krant, ik zou overal aan de slag kunnen. Dat is de luxe van een lange carrière.’ Dan, in het West-Vlaams: ‘Maar als ik ooit ga beginnen schilderen zoals enkele van mijn collega’s, dan moogt ge mijn kop inslaan met een plank.’
Een paar dagen later hoor ik hem op de radio, zittend in de auto, met dezelfde gedrevenheid uitweiden over het zichtbare verschil tussen België en Nederland als je de grens over gaat. Heel leerzaam, al komen de Nederlanders er soms niet zo goed vanaf. Die Hendryckx, die is nog lang niet uitverteld.
> Luister hier de afleveringen over de Nederlands-Belgische grens terug: www.radio1.be