[ Gepubliceerd in PF 1708 ]
Sebastian Schutyser (1968) werd geboren in Brugge, maar groeide op in Congo. Studeren deed hij terug in België, eerst politieke wetenschappen, daarna fotografie. “Dat was voor mij de manier om terug te kunnen gaan naar Afrika.” Hij trok naar Mali om er een serie portretten te maken en stuitte al doende op een uniek architecturaal fenomeen: antropomorf aandoende moskeeën, opgetrokken uit leem. Een eerste serie foto’s daarvan leverde hem steun van de Aga Khan Trust for Culture op, waardoor hij de grootste inventaris tot dan toe kon maken. Schutyser richt de lens van zijn camera op fenomenen met sacrale en sculpturale kwaliteiten te midden van grote veranderingen. Het resultaat is een groeiende reeks minutieus voorbereide, poëtische, met emotie geladen beelden. “De documentaire systematiek is voor mij een tegenwicht om de ontroering te laten spreken.”
“Ik heb anderhalf uur file voor de boeg”, zegt Sebastian Schutyser. Hij zit in zijn auto op weg naar ‘huis’ in Seoul, de hoofdstad van Zuid-Korea. “Ik kom net van het fotolab vlak aan de grens met Noord-Korea, maar dat is weer een ander verhaal”, grinnikt hij. In 2006 werd de fotograaf uitgenodigd voor een lezing over de lemen moskeeën in Mali. Hij kreeg er ook een tentoonstelling, waarvoor hij een Malinese bouwmeester liet overkomen die met hulp van vier handlangers ín het museum een moskee bouwde. Maar ook dat is een zijspoor. Sebastian Schutyser is een vat vol verhalen waarvan zijn foto’s stille getuigen, maar geen illustraties zijn.
OERVORMEN
Mede door zijn Afrikaanse jeugd voelt Schutyser een diepe band met Mali. Na er vijf jaar gewerkt te hebben aan zijn moskeeën, zou hij nooit bedacht hebben om naar Zuid-Korea te gaan als die uitnodiging niet was gekomen. Toch verborg dit land een onderwerp waar hij zich al in Europa in verdiept had: dolmen, de in het neolithisch tijdperk door mensen gemaakte stapelingen van reuzenkeien. Sterker nog, veertig procent van alle dolmen op aarde staat in Korea. “Ik fotografeer graag onderwerpen waar niemand naar omkijkt. Net als de moskeeën en de ermita’s (daarover verderop meer) zijn de dolmen een vorm van sacrale architectuur op menselijke schaal. Het levend weefsel waaruit de kathedralen zijn voortgekomen, zeg maar.”
In 2016 werd Sebastian Schutyser door de Koreaanse fotograaf Bae Bien-U uitgenodigd om het spits van een artist in residence-programma in Suncheon af te bijten. Suncheon is een kustgebied in het zuiden van het Koreaanse schiereiland. Hoewel landschappen een ander soort aanpak vergen dan de monolitische onderwerpen die Schutyser tot nog toe koos, vond hij een zekere verwantschap. “Suncheon Bay is een estuariumm waar zee en rivier elkaar ontmoeten, een beetje zoals het verdronken land van Saeftinghe in Zeeland maar veel groter. Het staat in geweldig contrast met de andere kant van de Yeosu landtong, waar op industriële schaal aan landwinning wordt gedaan. Het hele land is in hoge mate geürbaniseerd en het verandert met een rotsnelheid. De Suncheon Bay Wetlands zijn een toeristische trekpleister, en er zijn verschillende foto-punten waar bezoekers op drukke momenten letterlijk staan aan te schuiven. Ik heb daar ook gestaan, maar wilde iets anders.”
Sinds ‘Ermita’ (‘geïsoleerd heiligdom’), een fotografische inventarisatie van romaanse en pre-romaanse hermitages in Noord-Spanje, grijpt Sebastian Schutyser graag naar de camera obscura. “Het levert een beeldtaal op die past bij de onderwerpen waarnaar ik op zoek ben, maar het heeft ook een filosofische insteek. Net als mijn onderwerpen is de pinhole camera een eenvoudige oervorm. Moderne camera’s en lenzen bieden steeds gesofisticeerdere oplossingen om iets mooi in beeld te brengen, maar een gaatjescamera heeft niets van dit alles. En dan ga ik proberen een enorme platte leegte te fotograferen met dit primitief apparaat! Ik moet dus altijd heel goed denken hoe iets zich in beeld gaat vertalen, want ik kan niet zien wat ik doe. Er is niet eens een zoeker!“
TOTALE ONDERDOMEPLING
Beperkingen schrikken Sebastian Schutyser niet af. In tegendeel, lijkt het. Zijn jeugdjaren in Afrika zijn mede, zo niet geheel, verantwoordelijk voor zowel de ontdekkingsdrang als de zelfredzaamheid in extreme omstandigheden. Mali doorkruiste hij per fiets en prauw, werkend in verzengde hitte, met kilo’s leem aan zijn pedalen en geplaagd door stof. Voor ‘Flowers of the Moon’ trok hij te voet door het ten dele ondoordringbare Rwenzori gebergte in Oeganda. Om de ermita’s in ideale omstandigheden te fotograferen, woonde hij zeven winters lang in een busje uitgerust met bed en kacheltje. “Ik ben altijd op zoek naar weersomstandigheden die anderen vermijden.” Het winterse licht ging beter samen met de camera obscura, de desolaatheid van de omgeving versterkte het gevoel van afzondering. De focus op het onderwerp is scherp terwijl de randen zijn vervaagd, een beetje als het effect van zo lang naar iets staren dat je gaat hallucineren, of het gevolg van langdurige isolatie, schrijft een blog.
Het reizen op zich maakt inherent deel uit van het resultaat. “Het is een verlangen van al rondreizend op zoek zijn naar een onderwerp in the middle of nowhere. Zoals een 19e-eeuwse ontdekkingsreiziger zonder enig contact met de buitenwereld. Dat is wat ik het liefste doe. Tijdens al die tochten dompel ik me niet alleen onder in het landschap en het onderwerp, maar in de hele cultuur. Gedurende de tijd dat ik aan een project werkt is dat mijn universum: architectuur, eten, muziek, álles.” Alleen zijn publicaties verraden door hun omvang en wetenschappelijke context iets van die onderdompeling. “Ik kies ervoor maar één onderwerp te behandelen. Ik zoek naar het concept, waar het voor staat. In die zin is het werk heel hermetisch. Je kunt er als kijker pas echt iets aan hebben als je zelf dieper begint te zoeken naar waar het nog meer over gaat.”
CULTUURBEHOUD
Schutyser’s onderwerpen hebben nadrukkelijk een spirituele kant. Dat zit hem in de functie van de bouwwerken die hij vastlegt, maar ook in de mystiek rondom de ontzaglijke natuur in de Rwenzori en de verwondering over de oorsprong van de dolmen. Er is ook een aardse kant aan, en dat is de politiek. “De invloed van mijn studies is vooral indirect omdat ik veel dingen in een andere context kan plaatsen”, zegt de fotograaf. “Ik kan mijn fotografie niet los zien van de vraag waar we naartoe gaan en wat we eigenlijk willen naar de toekomst toe. Dat is per definitie een politieke vraag.”
Het gesprek komt op politiek door de opvallende keuze voor onderwerpen die in zekere zin in hun voortbestaan worden bedreigd, hoewel Schutyser het iets genuanceerder ziet. “Mijn foto’s zijn ook maar een momentopname in een geschiedenis van duizend jaar of meer, waarin alles voortdurend in verandering was. Voor Mali klopt het in zekere zin wel, omdat het platteland ontvolkt raakt waardoor de traditie niet wordt voortgezet. En er is een bedreiging van buitenaf in de vorm van geld uit arabische landen die daarmee hun manier van geloofsbelijdenis en bouwstijl opdringen, hoewel die helemaal niet geschikt is voor het klimaat.”
Schutyser heeft zich al sterk uitgesproken tegen het verdwijnen van de traditie, maar een missionaris vind hij zichzelf niet. “Ik zie niet in waarom ik als buitenstaander mijn mening niet zou mogen zeggen. In de dorpen zelf is ook discussie en geen algemene tendens. Sommigen zeggen “nu heb je het mogen fotograferen, geef ons nu geld zodat we het kunnen opruimen en iets nieuws bouwen”, anderen die de cultuurhistorische waarde zien, breken zich het hoofd over het voortbestaan. Stel je Antwerpen voor zonder zijn culturele erfgoed! Nee, ik zou onverschillig zijn moest ik er niets van zeggen. Maar of ik veel invloed heb is de vraag”, lacht hij.
MISSIEWERK
Toch ziet de fotograaf wel een verband met het werken vanuit een missie, meer specifiek de 19e-eeuwse Franse Missions Heliographique waarvoor monumenten en erfgoed fotografisch werden geïnventariseerd. “In het geval van de ermita’s: verdwijnen gaan ze misschien niet doen, maar veranderen zeker wel. Vandaar ook de systematische aanpak om het gebieden volledig uit te kammen. Er zijn al restauraties gebeurd met oog op toerisme, en het resultaat is niet altijd beter.”
Zijn systematische aanpak leverde de fotograaf een vergelijking met het beroemde fotografenechtpaar Bernd en Hilla Becher op. Schutyser maakte er korte metten van. “Slaat nergens op, want zij zijn bekend en ik niet. De grondigheid van aanpak is wel vergelijkbaar, maar hun werk is veel koeler, heel Duits.” De fotograaf geeft een voorbeeld om zijn punt te illustreren. “Ermita’s worden op de meest onmogelijke plekken gebouwd. Er was er een die ik nog niet had bezocht, midden in een canyon. Alles was compleet ondergesneeuwd en mensen hadden me gezegd dat de weg ernaartoe niet begaanbaar zou zijn, maar ik ging toch met mijn camionette door een barranco waar ik misschien niet eens uit omhoog zou komen. Vervolgens moest ik nog twee kilometer te voet met het grote, twaalf kilo en drie meter hoge statief (om de houten camera stabiel te houden in wind) op mijn rug. Ik kwam uiteindelijk aan op een ongelofelijke plek. Maagdelijke sneeuw, donderende Spaanse luchten waar het winterlicht doorheen brak. Als je het dan over spirituele ervaring hebt… Die kerken zelf werden als een soort trukendoos gebouwd om op dezelfde manier met licht de goddelijke ervaring teweeg te brengen. Op dat moment viel dat helemaal op zijn plaats, zelfs voor mij als niet religieuze mens. Ik hoop dat dat gevoel in mijn beelden zit, zonder in een soort pittoreske postkaartjes esthetiek te vervallen. Dat is de ultieme betrachting.”