[ Dit stuk werd op 7 februari gepubliceerd bij Charlie Magazine ]
Ben je helemaal naar een berg in het zuidwesten van Portugal gereisd om er zittend op een yogamat te ontdekken wie je nu wezenlijk bent, is de eerste vraag die gesteld wordt door je mede soul-searchers ‘Wat doe je?’. Die vraag der vragen maakt me razend, wanhopig, verdrietig. De vraag impliceert dat je werk, en de mate waarin je er succesvol mee bent, je identiteit bepaalt. Op de zoektocht naar het antwoord alleen maar meer vragen. Wat als je geen werk hebt, of je je werk niet graag doet? En wat als je jezelf niet kunt bedruipen met de dingen die je doet? Ben je dan mislukt? Heb je dan geen identiteit? Kun je dan wel gelukkig zijn?
Inmiddels ben ik zeer dicht bij de ontknoping, maar bovenstaand rijtje vragen is de afgelopen tien jaar een haperende plaat in mijn brein geweest. Die tweede (Wat als je je werk niet graag doet?) in feite al sinds een stage bij het Nederlands Fotomuseum in 2005, toen nog gevestigd in de Witte de Withstraat in Rotterdam. In die straat, op de zijgevel van Witte de With Center for Contemporary Art, hing (en hangt nog) een groot billboard met daarop een vriendelijk, enigszins gelaten glimlachende Aziatische vrouw.
“Naast de foto staat een tekst die de helft van het billboard in beslag neemt: Melly Shum hates her job.“
Ze voert een ongedefinieerde handeling uit met een potlood en een metalen apparaatje. Naast de foto staat een tekst die de helft van het billboard in beslag neemt: ‘Melly Shum hates her job‘. ‘Hates’ is uitgevoerd in feestelijke rode letters omkranst met gele balletjes. Alsof het circus eraan komt. Ik was gefascineerd door die ‘reclame’ en vreesde het moment waarop ik zonder moest. Tijdelijkheid is inherent aan billboards. Gelukkig bleek het hier om kunst te gaan, een werk van Ken Lum uit 1990 om precies te zijn, realiseerde ik me pas later. De contradictie tussen de tevreden uitdrukking van die vrouw (die misschien Melly Shum heet, maar misschien ook niet) en de tekst, verwarde me.
VAN PRAGMATISME EN REALISME
Hoewel de (visuele) boodschap niet uitsluitend negatief is, drukte Melly Shum me op het hart om nooit werk te doen waar ik ongelukkig van word. Mijn eerste tijdelijke baan bij datzelfde fotomuseum verruilde ik voor een onzeker bestaan als freelancer in de culturele sector en journalistiek. De zoektocht naar een goede invulling van het bestaan als zelfstandige had een aanvang genomen. Zo werd de vraag ‘wat doe je’ voor het eerst echt actueel, hoewel het vooral die andere vragen waren die me dagelijks bezighielden. Ik kon en wilde meer dan schrijven alleen (geen eenduidig antwoord op het ‘wat’). De pragmaticus in mij voorzag een financiële uitdaging. Mijn realistische kant zei me dat een band met opdrachtgevers tijd zou vergen. Dat bedruipen moest dus voorlopig uit een ander vat komen. Hoewel ik behoorlijk vlotjes startte, heb ik het aanbod van een halftijdse baan als galerie-assistent daarom toch gegrepen, om anderhalf jaar later weer op te zeggen. Mijn boek was net verschenen en ik wist zeker dat het schrijvende leven 2.0 daar en dan een serieuze aanvang zou nemen.
“Je gaat werk doen dat je minder leuk vindt om meer te verdienen. Gevolg: toenemende somberheid en een ondervoede ziel.”
Dat bleek een droom waaruit ik met harde hand werd gewekt, een goede leerschool, de beste. Zeggen ze. De belangrijkste, en vrij recente, les die ik leerde is dat ik om creatief te zijn tijd en rust nodig heb. Daarvoor is geld nodig, en voor geld moet je werken. Als dat werken uit schrijven of andere creatieve zaken bestaat, is de beloning vaak minimaal en moet je er dus veel van doen. Steeds meer naarmate je ouder, je rekeningen hoger en je smaak exclusiever wordt. Ergo: je gaat werk doen dat je minder leuk vindt om meer te verdienen, werk dat je op zijn best niet interessant vindt, op zijn slechtst uitput, waardoor er alsnog geen tijd en energie overblijven voor werk dat voldoening en erkenning genereert. Ik ging de beloning buiten mijzelf zoeken – kleren, uit eten, nog meer kleren en schoenen – waardoor de nood aan inkomen alleen maar toenam. Als er dan wel eens wat geld overbleef lukte het maar moeilijk om te sparen voor de reizen die ik heus zou willen maken, het toneel dat ik echt zou willen zien en de reparatie van mijn laptop. Gevolg: toenemende somberheid en een ondervoede ziel. Dat er ook andere manieren zijn dan geld en spullen om daarvoor te zorgen, ontdekte ik ook nog niet zo lang geleden.
HET STELLEN VAN DE JUISTE VRAAG
Tot zover weinig nieuws onder de freelance-zon. Ik pretendeer niet uniek of zieliger te zijn dan iemand anders. Ik werk hard, maar ik ken veel freelancers die veel harder werken. Het is een kwestie van keuzes maken. Het leven, realiseerde ik me, is om te leven.
Na dat besef gebeurden er twee dingen. Eén: ik constateerde dat ik niet uit freelance hout ben gesneden. Ik wil kennelijk niet al mijn tijd investeren in anderen overtuigen van mijn kwaliteiten en ook niet aan ‘rijk’ worden binnen een systeem (het kapitalisme, de freelance cultuurjournalistiek, een voortrazende competitieve maatschappij) waar ik niet achter sta. Twee: ik stond voor de opgave me daar niet voor te schamen en een alternatief te vinden waar ik me wel senang bij voel. Probleem. Eén dat voorzichtig benaderd moet worden, nu weer tactisch, dan wild spontaan. Eén manier is het veranderen van de vraag van ‘wat doe ik?’ naar ‘wie ben ik?’ en ‘hoe richt ik mijn (professionele) leven zo in dat als de twee niet naadloos in elkaar kunnen overlopen, ik toch tijd overhoud om over de hele linie voldaan te zijn?’.
”Natuurlijk kan ik mijn dagen prima vullen met allerhande fijne activiteiten, maar ik wil iets betekenen.”
Voor de duidelijkheid: ik heb geen hekel aan werken. In tegendeel. Natuurlijk kan ik mijn dagen prima vullen met allerhande fijne activiteiten, maar ik wil iets betekenen, nuttig zijn in een iets bredere context dan een kring van vrienden en familie of gezin met kinderen. Bovendien wil ik wat geld verdienen zodat ik iets, niet veel maar íets, van de luxe die het leven te bieden heeft kan proeven. Dat ik niet eender welke baan wil doen is echter ook duidelijk. Sfeer, collega’s, reistijd, locatie, maatschappelijk nut, mogelijkheid tot ontplooiing, vrijheid en autonomie zijn allemaal minstens zo belangrijk als de functie-inhoud. De KernTalenten methode gaat er vanuit dat je elke dag zeker 80% van je intrinsieke kwaliteiten moet aanspreken om gelukkig te zijn en, belangrijk voor werkgevers, burn-out te voorkomen. Aangezien werk een groot deel van onze tijd in beslag neemt, is het antwoord op de vraag of je aard en wat je belangrijk vindt in het leven aan je werk gekoppeld kan en moet zijn, ‘ja’.
MONOMANIE IS HET ANTWOORD NIET
Maar, daar komen we weer bij die grijsgedraaide plaat, wat als een baan waarin je al die talent-eieren kwijt kan een speld in een hooiberg is? En wat als je daarbij werken als ultieme levensinvulling een achterhaalde, ongezonde, opvatting vindt die samen met het kapitalisme ten onder zou moeten gaan (zoals ze ook samen met het kapitalisme en vanuit protestantse waarden is ontstaan)? Een opvatting die ondanks alle tegengeluiden en stijgende burn-out cijfers, door grote bedrijven nog altijd stevig omarmd wordt. Nog even los van de voordelen van structuur, afleiding van de wereldproblemen, een lagere elektriciteitsrekening. Oftewel: hoe een onschuldige vraag een identiteitscrisis én een maatschappelijk fenomeen hebben blootgelegd.
“Ook creatieve freelancers zitten vast in het systeem, ook al is de koffieautomaat vervangen door een specialty coffee bar.”
Iemand zei me dat het naïef en te idealistisch is om te denken dat het anders kan, anders móet. Dat geloof ik niet. Want als de overheersende systemen niet bij míj passen, dan geldt dat vast ook voor anderen. Alleen al het overaanbod van TED talks over dit onderwerp getuigt daarvan. Nigel Marsh’s voordracht bijvoorbeeld. Marsh, voormalig workaholic met een gezin met vier kinderen dat bijgevolg weinig aandacht kreeg, schreef een boek over ‘work-life balance’ nadat hij een jaar pauze had genomen om te ontdekken hoe hij die balans moest bereiken. Behalve dat sommige banen en carrières fundamenteel onverenigbaar zijn met een gezinsleven, ontdekte hij dat je zelf verantwoordelijk bent voor de inrichting van je leven: als jij het niet doet, doet het bedrijfsleven het voor je. Volgens mij geldt dat ook voor creatieve freelancers die in de meeste gevallen enkel schijn-vrijheid genieten terwijl ze vast zitten in het systeem, ook al zie je dat niet door gebrek aan stropdassen en omdat de koffieautomaat is vervangen door een specialty coffee bar.
Dat gezegd hebbende, wie ben ik nu? Om te beginnen ben ik een generalist. Niet voor niets is mijn zakelijk alias Cultuur Cocktail. Ik kon (en wilde) niet kiezen toen ik in 2008 bij de Kamer van Koophandel zat. De enige echte constante is de noodzaak om te schrijven. De druk om daar mijn geld mee te verdienen weegt echter zwaar. Daarom ging ik op zoek naar andere activiteiten. Ondertussen groeide de twijfel over de oprechtheid van die behoefte. Dat was het moment waarop ik me realiseerde dat ik de inrichting van mijn werkzame leven Nu! Echt! Anders! moest aanpakken.
“Ben ik dan die identiteitsloze, ongelukkige mislukkeling? Nee.”
Een tweede belangrijke boodschap die veel van de TED-talkers verkondigen is de activiteit te vinden die je zo graag doet dat je niet eens meer merkt dat je aan het werk bent. En, kleinigheidje, vind meteen de ballen om het vol te houden. Kan iemand me zeggen hoe je dat in godsnaam doet als je niet een aan monomanie grenzende passie hebt? Hoe vind je die perfecte ‘work-life balance’? Vaak heb ik al geroepen dat ik dat ik niets liever zou willen dan tevreden kunnen zijn met een paar dagen achter een kassa zitten voor het broodnodige inkomen waarmee ik vervolgens de rest van de tijd andere dingen kan doen. Helaas pindakaas. De praktijk en mijn karakter zijn weerbarstig, en dus ploeter ik voort, vaak geplaagd door de gedachte dat het antwoord zich vlak onder mijn neus bevindt, maar dat ik het gewoon niet zie.
EEN KNAPZAK VOL LEF
Ben ik dan die identiteitsloze, ongelukkige mislukkeling? Nee. De nieuwe en oude vrienden, eindelijk uitgevoerde plannen en hobby’s, nieuwe opdrachtgevers en al die yoga op de berg hebben ook positieve inzichten opgeleverd. De behoefte om verandering in de situatie te brengen is gebleven, maar nu gemotiveerd vanuit de gedachte dat ik daarmee voor mezelf zorg. Lange tijd heb ik me wel degelijk geschaamd voor het grote verloop van baantjes en opdrachtgevers en de altijd zichtbare bodem van mijn bankrekening, maar dat is grotendeels voorbij. Ongelukkig werd en word ik vooral van de eenzaamheid en de spaarzame erkenning. Mijn noties over geld zijn in positieve zin veranderd. Hoe minder ik ging verdienen, hoe creatiever ik werd, en hoe gelukkiger met de paar dingen die ik wel kon doen of kopen.
“Geduld hebben, lef, je omringen met inspirerende mensen en ja, nog een rondje loopbaancoach.”
Hoe dan verder vanaf hier? Concreet stel ik me een driesprong voor. Eén route leidt naar een functie die aan al mijn eisen voldoet; de tweede naar een nieuw recept voor de cultuurcocktail; route drie leidt naar een heel simpel leven op het platteland van af en toe een stukje schrijven, broden bakken en wat werk op een bio-boerderij. Maar dat vereist nog een serie ernstige onderhandelingen met mijn verzameling stadskleding en -schoenen.
Het nieuw verworden zelfvertrouwen maakt dat ik de vraag waar het allemaal mee begon kan terugkaatsen of verbuigen. Het (ideale) antwoord op de vraag ‘Wie ben je?’ fungeert als kompas; de tips van Scott Dinsmore, die zich hardop afvraagt wat het is dat je echt niet níet kan doen, als proviand: geduld hebben, lef, je omringen met inspirerende mensen en ja, nog een rondje loopbaancoach. Het is tijd voor een globale beweging van Melly Shums die, omkranst met knipperende lichtjes, op zoek gaan naar een betere balans.