George Hendrik Breitner: naamgever van de Amsterdamse uitdrukking ‘het is Breitnerweer’, schilder van uiteenlopende onderwerpen, maar vooral beroemd om zijn stadsgezichten. Aan het eind van de 19e eeuw, hij was begin 40, schafte hij een camera aan om hem te helpen nog beter dan voorheen de beweging en lichtspel van de stad te vangen op zijn doeken. Ook fotografeerde en schilderde hij herhaaldelijk de 16-jarige hoedenverkoopster Geesje Kwak voor een serie meisjes in Kimono. “Deze ‘vrouwmenschen van verdacht uiterlijk en ongegeneerd van houding’ werden door sommige critici nogal aanstootgevend gevonden.” Desalniettemin –of juist daardoor- werden de schilderijen én Geesje weredberoemd.
Op zo’n typisch Breitneriaanse, regenachtige dag ontvangt Koos Breukel mij in zijn Amsterdamse studio. En daar, tussen lampen, zijn eigen digitale camera en planken vol boeken en parafernalia, staat de camera van George Hendrik Breitner. Een beduimelde zwarte doos (Breitners vingerafdrukken in olieverf?) met een lens, een zoeker en een raampje waar het licht door valt. Geen schoonheid en eigenlijk nogal onopvallend. Een druk op een knop, vooraan op de rechter zijkant, en vervolgens een draai aan een hendel achterop. *Klik*, het volgende negatief schuift achter de lens. “Je hebt wel een Breitner-kop”, zegt Koos. En zomaar, zonder poespas, ben ik vereeuwigd door de ene meester met de camera van de andere. Natuurlijk, het is maar een camera, maar wel een die de geschiedenis gezien heeft.
De laatste maanden ben ik veel aan het piekeren geweest over de weg die ik in moet slaan. In de trein naar huis bedacht ik: misschien moest ik maar Muze worden. Wie schrijft die blijft, maar je kop aan een museummuur is voor een museoloog misschien wel het hoogste goed.
– april 2009