[ Verkort gepubliceerd in 100%EXPO 19, 2017 ]
Panamarenko werd geboren en getogen in de Seefhoek, op een steenworp van het Sint-Jansplein. Zijn ouderlijk huis in de Biekorfstraat, nu in beheer van het Muhka, was lang zijn woning en atelier en geboorteplaats van het overgrote deel van zijn wereldwijd bekende oeuvre. Toen in de jaren ’90 de plannen voor de heraanleg van het Sint Jansplein gemaakt werden en het budget ruimte liet voor een “plastische interventie” leek Panamarenko de perfecte kandidaat. De commissie belast met de opdracht besluit evenwel de internationale kaart te spelen.
Dan Graham aan zet
Graham, begonnen als fotograaf en videokunstenaar, materialiseert politieke, sociale en psychologische ideeën over waarnemingspatronen. Het resultaat zijn eenvoudige paviljoens van alledaagse materialen waarin de toeschouwer een belangrijke rol speelt – pas door actie komt het kunstwerk tot leven en begint het spel van kijken en bekeken worden, identiteit en gemeenschappelijke ruimte.
Voor het Sint-Jansplein ontwerpt hij ‘Funhouse for the Children’, een paviljoen uit een gebogen glaswand met gymnastiekvloer dat zowel als voetbalkooi, primitief theater als spiegelpaleis kan dienen.
Uit de notulen van een college-zitting over de principieel goedkeuring van het voorontwerp voor het plein op donderdag 26 juni 1997: Het kunstwerk moet “gekaderd […] worden in een totaalconcept in overleg met kunstenaar Dan Graham en de betrokken buurt en hiervoor [zijn] maximaal twee maanden […] voorzien”
“So one thing that fascinates me about Belgium is that they often have these fisheye lenses, mirrors, at intersections. But also, for little boys, when they see themselves in a curved mirrored glass, they’re giants. And on the other side women can see themselves as slim. So it takes in the entire population. But the problem is, if I was a teenager, I would also destroy a Dan Graham piece.”
– Dan Graham
Alle goede wil, de keuze voor stevige materialen en het doorwrochte concept ten spijt, raakt het paviljoen binnen de kortste keren beschadigd. Nog geen zes weken later, nog tijdens de restauratiefase, wordt het werk onherstelbaar beschadigd tot het op een gegeven moment vanzelf instort. Eerst wordt er nog gesproken van een constructiefout en een ongeluk met de trekhaak van een van de marktkramers, maar uit gesprekken met omwonenden en ruim 150 krantenartikels blijkt iets anders: vandalisme. “Blijkbaar hebben we te weinig rekening gehouden met de ‘hardheid’ van het plein”, zegt schepen van cultuur Eric Antonis in De Morgen van 2 mei 2002.
Crabeels vraagt Graham of hij tieners niet meer vertrouwt sinds ze zijn werk vernielden. “That was a miscalculation. Barbara [Vanderlinden] thought the area would become yuppier. Didn’t happen.”
Crabeels maakte zijn videowerk als case-study over de vraag hoe en of je hedendaagse kunst in een stad kunt integreren. Graham’s spiegelpaleis was als een ufo-landing: veel te raar in een volksbuurt waarvan geschiedenis en heden zijn verweven met migratie.
Van ufo naar vliegenier, of de schoonheid van de ironie
En toen landde er iets anders op het Sint-Jansplein. Na getouwtrek over de bestemming van de overblijfselen van Graham’ s was de volgende vraag wat er voor in de plaats moest komen. “Ik blijf bij mijn standpunt dat deze wijk een duur kunstwerk verdient”, benadrukt provinciaal afgevaardigde Frank Geudens (SP.A) in de Gazet van Antwerpen op 5 april 2002. Het hele verhaal met Graham zou uiteindelijk 260 000 euro kosten.
Entrez Ronnie Vandevelde, galeriehouder van Panamarenko. Samen zien zij hun kans schoon en bieden een bronzen versie van ‘Pepto Bismo’ aan, een figuur uit brons met een aluminium frame op zijn rug met daaraan bevestigd zes echte vliegtuigmotoren. Of hij landt of vertrekt is niet duidelijk, maar dat de marmeren zuil op het plein zijn thuishonk is staat vast. Het beeld is een prachtige samenvatting van Panamarenko’s gevoel voor poëzie, zijn dromen, zijn technisch inzicht: de propellors hebben elk twintig kilo hefvermogen en draaien tegengesteld zodat ‘Pepto Bismo’ echt kan opstijgen.
“Het originele beeld was een pop met Panamarenko’s eigen kleren aan”, vertelt Hans Willemse, als curator verbonden aan het Muhka en verantwoordelijk voor het Panamarenkohuis. “Echte schoenen, een jeansbroek en een vestje van Chanel dat hij in Madrid gekocht had op een skelet van stokken dat hij met met behulp van allerlei vulsel tot levensecht heeft gemodelleerd. Hij heeft het geïmpregneerd en dan geschilderd met epoxyverf zodat het hard werd. Dat beeld staat nu in Denemarken, maar er zijn ook zes bronzen afgietsels, en een daarvan heeft hij aan de stad geschonken.”
Duur wordt het deze keer niet, de stad hoefde enkel de sokkel te betalen. Het is het eerste beeld van de bekende Antwerpenaar in zijn thuisstad. Eerdere pogingen om een werk te schenken werden met drogredenen afgehouden. Het beeld werd geïnaugureerd op 22 mei 2003. Aanvankelijk had de stad bedacht dat er een smeedijzeren hekje rond de sokkel moest komen tegen vandalisme, maar ze waren bang dat dat tot sluikstorten zou leiden en dus hebben ze er vanaf gezien.” Sindsdien heeft Willemse slechts een keer een propeller moeten vervangen. “Het is het juiste beeld op de juiste plek.”
“Kunst in de openbare ruimte is heel ingewikkeld. Je kan niet iets neerplanten zonder de buurt te consulteren. Het is niet raar dat er zo heftig wordt gereageerd op een sculptuur die niet lijkt op iets bekends, dat geen functie heeft”, denkt Crabeels. “Het is toch typisch dat de glazen huisjes die toegang geven toto de parking er gewoon nog staan terwijl ze uit dezelfde materialen zijn opgetrokken als het werk van Graham. Misschien moeten we het idee van kunst voor de eeuwigheid herzien, maar het werk van Graham had van mij wel iets langer mogen blijven”, lacht hij.
Sinds 2007 staat Grahams werk in het Middelheimmuseum met de titel ‘Belgium Fun’. Ook de documentaire van Crabeels is in de collectie van het museum opgenomen.