[ Gepubliceerd in PF nr 7 | 2014 ]
‘Kom maar niet met de auto want dan doen we het niet zoals ik normaal werk.’ En dus gaat het per trein naar Rotterdam, de stad waar Boudewijn Bollmann (Utrecht, 1983) zich vier jaar geleden vestigde om ‘dingen te leren en dingen af te leren’. Bollmann is autodidact en heeft in de negen jaar dat hij fotografeert de naam gekregen bijzonder betrokken en oprecht mensen in beeld te kunnen brengen. Hoe beter de smid zijn geheim te ontfutselen dan door een dag in zijn kielzog door de stad te schuimen? Al fietsend vertelt de fotograaf over de harde stad, Gerard Reve en waarom hij juist nu even geen mensen wil fotograferen.
‘Kies een weg en laat je leiden’ (Iraans spreekwoord)
Boudewijn Bollmann staat te wachten onder de grote gele M van Metro, naast zijn groene Gazelle vouwfiets uit de jaren ’60. Hij fietst er hele einden op, soms zelfs naar de kust. ‘Dat is geen probleem, want voor een vouwfiets heeft hij vrij grote wielen’, weet hij te vertellen. Even later, na het bespreken van de strategie, gaat het de stad uit, langs singels, richting de haven. Bollmann laveert behendig op zijn oude ros en trapt stevig door. In een schoudertas van bescheiden formaat zit alles wat hij nodig heeft: een stuk koek, een banaan, twee boterhammen met pindakaas, zijn Plaubel Makina 67 en enkele rollen film.
‘Zie je die drie torens?’ We zijn gestopt op het Marconiplein. ‘Dat zijn misschien wel mijn favoriete gebouwen. Ze stonden een tijd leeg, maar nu zit er onder andere een school in. En daar links, dat is de grootste Kentucky Fried Chicken van Nederland. Soms ga ik daar ’s avonds heen en dan expres aan het raam zitten zodat iedereen die langsrijdt me daar in mijn eentje kan zien zitten. Dat beeld, dat vind ik mooi. Eigenlijk is het ‘Nighthawk’ van Edward Hopper, maar dan treurig.’
Stiekem van op de rug
Boudewijn Bollmann werd geboren in Utrecht, verhuisde op zijn negende naar Venlo en op zijn negentiende naar Eindhoven, waar hij aan de Hogeschool Communicatie studeerde. Ergens tijdens het derde jaar gebeurde er iets bepalends: Bollmanns mentor (Piet van den Boom, stadsdichter van Eindhoven 2010-2012) vroeg hem wat zijn hobby’s eigenlijk waren. Boudewijn Bollmann had tot op dat moment zelden een camera aangeraakt, maar zijn antwoord was stellig: ik fotografeer.
Dat kwam zo. In de zomer voorafgaand aan het derde leerjaar, in 2005, had de aspirant-fotograaf als vakantiebaantje op de heftruck gewerkt en zo wat geld gespaard. Hij wilde er iets mee kopen ‘waarin ik goed zou worden en kon uitblinken’. Zijn broer had al draaitafels, dus koos hij voor een camera. Hij had tenslotte al eens wat over fotografie gelezen. Daags na de ontmoeting met zijn mentor kocht Bollmann impulsief een Nikon D70s. Een week had hij om iets te produceren: Van den Boom was nieuwsgierig. Toen die enthousiast reageerde, ‘wist ik dat er voor wilde gaan’, zegt Bollmann.
Nog tijdens zijn stage bij de Eindhovense schouwburg werkte hij fanatiek aan de eerste nummers van ‘Twisted Streets’, een reeks zelfgemaakte, gratis, gekopieerde ‘fotozines’ in zwartwit, vol verwijzingen naar hiphop en citaten van Gerard Reve. De eerste zeven nummers (van tien) gaan over Eindhoven. Aanvankelijk trekt architectuur zijn aandacht, maar al snel verschuift die naar de dakloze mannen die hij steeds ontmoet tijdens zijn nachtelijke tochten door de stad. Eerst durft hij ze niet te fotograferen, maar de aantrekkingskracht die van de mannen uitgaat doet Bollmann tenslotte toch toestemming vragen. Overigens nádat hij foto’s stiekem van op de rug genomen had.
Vanaf het derde nummer van ‘Twisted Streets’ spelen de dakloze Cor (inmiddels een echte vriend) en de andere mannen de hoofdrol. Bollmann volgt ze van zeer dichtbij, onderhoudt contact met ze, is op de hoogte van sterfgevallen. ‘Is het je opgevallen dat ik altijd mannen fotografeer? Groepen mannen ook?’, vraagt hij al fietsend. Even later vertelt hij over een groep jongens van de radicale Islamitische groepering Sharia4Belgium die hij voor tijdschrift Vice fotografeerde. ‘Die jongens waren even oud als ik. Ik was het niet altijd eens met de denkbeelden die ze er op nahielden, maar de broederschap tussen die jongens was iets ongelofelijks. Ik wilde dat ook voelen.’
Liever naïef dan zuur
Ondertussen zijn we gestopt in de fruithavens, op een verboden terreintje dat Bollmann desondanks gewoon betreedt. Hij komt er vaker, zoals hij door de hele stad bankjes en muurtjes heeft. Al vier jaar fietst hij regelmatig einden door de stad, soms op zoek naar een foto, vaker om de kop door te laten waaien. We nemen plaats op een aanmeerpaal waaraan de kettingen van een vervallen droogdok zijn bevestigd en delen de koek uit zijn tas. ‘Uiteindelijk gaan die foto’s allemaal over mij, over een zoektocht naar mannelijkheid, erbij horen’ peinst hij. ‘Door fotografie heb ik geleerd dat iedereen evenveel waard is. Dat zou ik graag willen aantonen. Misschien is dat een naïeve gedachte, maar ik ben liever naïef dan zuur.’
We praten over Rotterdam. Over de weidse ruimtes, lange bruggen en breed water om over uit te kijken. De ruimte die de stad hem gaf na Eindhoven – een veilige haven waar iedereen hem begon te kennen en te waarderen. In het harde Rotterdam zou hij anoniem zijn en de mogelijkheid hebben te groeien, als mens en als fotograaf. Avonturen beleven, eenzaamheid voelen, van bepaalde gewoontes afkomen (te privé om op te schrijven). ‘Ik wilde mezelf testen en me volledig wijden aan de fotografie.’
Het achtste nummer van ‘Twisted Streets’ was niet verrassend een beknopte ode aan Rotterdam en haar bewoners. Het Nederlands Fotomuseum heeft Bollmann recent gevraagd om een nieuwe publicatie te maken in de geest van ‘Twisted Streets’ voor een tentoonstelling met Rotterdamse fotografie waaraan hij in 2015 deelneemt. Hij fiets opnieuw door Rotterdam om iets nieuws te maken. Vandaag maakt hij een begin.
We fietsen door maar stoppen al snel bij een lelijke discotheek in jaren tachtig nep-natuursteen. De plek vraagt erom gefotografeerd te worden. We zijn nog niet opgestapt of er wordt alweer op de rem getrapt. Op de muur tegenover de discotheek staat in blauwe verf ‘porno bob’ gespoten. Er staat een auto in de weg, maar dat houdt Bollmann niet tegen. Er scharrelen wat jongens rond, een baardige man in rockshirt fietst langs, een vrouw laadt pakken wc-papier in haar kleine auto. ‘Normaal zou ik een praatje aanknopen’, zegt Bollmann, ‘maar mijn hoofd staat er niet naar.’
Hechte vriendschap
Toen hij vier jaar geleden naar de Maasstad verhuisde had hij zich voorgenomen ‘even geen zelfkant meer te fotograferen’. Hoe mooi hij de ervaringen met de mannen in Eindhoven ook vindt, ze zijn hem niet in de koude kleren gaan zitten. Boudewijn Bollmann sliep een periode zelfs zo slecht dat hij ervoor naar de dokter ging. ‘Men moet beproevingen in het gelaat zien vind ik, maar niet je grenzen uit het oog verliezen. Bovendien heb ik behoefte aan nieuwe tactieken om mensen te benaderen. Het eerste werk kwam recht uit het hart. Ik heb er moeite mee tegenwoordig, ik ben door het vele werk in opdracht minder vrij geworden. Daar ben ik weer naar op zoek.’
Toch slopen de mensen terug zijn foto’s in. Opdrachtgevers als Vrij Nederland hadden zijn vaardigheden en de directe foto’s die dat opleverde ook opgemerkt. We komen alsnog op hoe hij het voor elkaar krijgt om mensen, vaak mensen die niks meer te verliezen hebben, schijnbaar zonder oordeel in beeld te brengen. Eerst en vooral is er die oprechte interesse en de bereidheid zich te verliezen in de situatie – voor hem een teken van goede fotografie, legt Bollmann uit. En verder? ‘Ik denk dat het mede komt door mijn (jeugdige) uiterlijk. Ik spreek mensen ook altijd aan met u, blijf rustig, plaats mezelf niet op de voorgrond Ik geloof dat de juiste balans tussen nieuwsgierigheid en bescheidenheid wonderen doet. En ik benader iedereen hetzelfde. Ik kom soms misschien naïef over (Bollmann is zonder meer ontwapenend – LLtV), maar ik weet heel goed waar ik mee bezig ben’, zegt hij stellig. Toch is het niet altijd vanzelfsprekend: ‘Het geeft wel een kick als het lukt om toestemming te krijgen.’
Vorig jaar vroeg Vrij Nederland hem om de groep van ongeveer 150 vluchtelingen die een half jaar verbleef in de Amsterdamse Vluchtkerk te fotograferen. De beelden werden niet gepubliceerd omdat de groep onverwacht lang bij elkaar bleef, maar Bollmann besloot op eigen initiatief de leider van de groep, Oumar (47, uit Guinee), te volgen. Ze zijn hechte vrienden geworden – Bollmann is zelfs de enige bezoeker die, op voorspraak van zijn nieuwe vriend, officiële toestemming heeft gekregen om in Vluchthaven (een gevangenisgebouw) te overnachten. ‘Nu heb ik opnieuw beslist om geen mensen te fotograferen. Soms is het makkelijker om geen strategie te hoeven bedenken om iemand te benaderen.’
De avonden
Voort gaat het, via Schiedam (‘Daar heeft Reve nog gewoond’), onder de Maas door, via Pernis naar de andere Maastunnel, terug naar het centrum. We spreken over Gerard Reve, de auteur wiens werk een grote inspiratiebron voor Bollmann is. Citaten uit zijn werk doken op in ‘Twisted Streets’ en ook tijdens het gesprek strooit de fotograaf kwistig met citaten. ‘Reve schreef voor het volk, was van huis uit communist. Hij kan met buitengewone ernst en liefde de dingen beschrijven. Hij heeft een bezieling waarmee hij zelfs zaken die mij niet interesseren boeiend maakt. En tegelijk weet je nooit helemaal zeker of hij het meent.’ Of het Reve’s invloed is of niet; ook ‘Twisted Streets’ staat vol feiten en observaties waarvan je nooit zeker weet of ze serieus zijn.
Later, aan tafel op zijn zolderappartement: ‘ik vind het belangrijk dat je weet wat de intenties van een fotograaf zijn. Zijn werk moet iets vertellen over hoe hij of zij naar de wereld kijkt. Ik hoop stiekem dat ik ooit iets kan maken dat net zo treffend is en beklijft als ‘De avonden’ van Reve.’