[ Gepubliceerd in PF06 – 2018 ]
Het idiosyncratische werk van Bruno V. Roels (1976, Gent) is komende zomer te zien in ‘Iconobelge’, een van vier tentoonstellingen in het kader van het gloednieuwe fotofestival Antwerp Photo dat deze zomer in de Scheldestad zal plaatsvinden. De fotografie van Roels heeft ook een verband met het thema van dat andere fotofestival een stukje noordelijker waarover u kunt lezen in dit nummer van PF: de natuur. Achter het aantrekkelijke, ogenschijnlijke makkelijke motief van de palmboom gaan vele echo’s, historische verbanden en implicaties schuil, maar ook bij enkel een vaag besef daarvan spreekt het geheel van zijn analoge, meestal kleine printjes tot de verbeelding. Tegen het decor van een Italiaans restaurant waar de muren getooid zijn met het werk van ronkende namen, meandert het gesprek langs iconen als de Bechers, Andy Warhol, modernistische fotografie, popmuziek en, natuurlijk, palmbomen.
Beelden en gedachten vullen het hoofd, wervelend als een zandstorm. Sommige vinden een kiertje om door binnen te dringen, andere schuren, veel meer waaien er langs maar niet zonder eerst een massieve indruk gewekt te hebben. Onontkoombaar, lastig en beklijvend; het zijn kwaliteiten die het werk van Bruno Roels gemeen heeft met het natuurverschijnsel. Maar er zijn nog meer overeenkomsten: dat veel kleine deeltjes één fenomeen maken, dat geen enkel deeltje gelijk is aan het andere, en laten we vooral de associatie met woestijnen niet vergeten. Roels presenteert zijn werk soms als enkele print (“prentjes”, in zijn Gentse tongval), als duo, in een grid met twintig, honderd of zelfs 600 verschillende afdrukken van één enkel negatief.
Het presenteren in grids heeft een direct verband met Andy Warhol, een van Roels’ inspirators. Warhol deed de uitspraak “Everything becomes interesting if you present enough of it”. “Ik denk niet dat dat helemaal waar is”, reageert Roels, “maar hij bewees wel dat repetitie interessant is. Als je een motief neemt en dat herhaalt, dan wordt het uitgangspunt een soort pixel in iets dat veel groter is. Herhaling doet iets met hoe de mens gemaakt is. We leren door herhaling en het suggereert ook een vorm van veiligheid omdat het anticiperen mogelijk maakt. Als je blijft kijken naar al die beelden dan openbaart zich uiteindelijk de betekenis, denken we.”
Als het over herhaling gaat kun je ook niet om Bern en Hilla Becher heen, hoewel je het werk van Roels ook heel goed als anti-Bechers kunt opvatten. Waar zij de diversiteit van hun onderwerp benadrukten door voor een uniforme aanpak kiezen, laat Roels de vele verschijningsvormen van één onderwerp zien. Het is de diversiteit die eerst in het oog springt, vooraleer je ontdekt dat hij binnen één werk met maar één negatief werkt. Daarmee raakt hij aan de aard van de fotografie, die als objectief registratiemiddel wordt beschouwd, maar in de ogen van deze fotograaf eerder een natuurlijke kwaliteit bezit. Om nog maar te zwijgen over de kunstmarkt, ten behoeve waarvan de in potentie oneindige hoeveelheid afdrukken kunstmatig wordt beperkt om de waarde te doen stijgen. Roels draait het om en maakt zeer veel prints die allemaal uniek zijn, en dat is moeilijker dan steeds ongeveer dezelfde print te maken. “Ik kan mijn werk zelf niet eens reproduceren” zegt hij in een ander interview.
Kopiëren met een foutje
Terwijl hij theatraal zijn mondhoeken dept, zegt Roels niet zonder enige ironie “de link met de natuur is tweeledig. Er is een directe correlatie tussen modernistische fotografie en natuur. Voor de uitvinding en semi-wetenschappelijke aanwending van de fotografie, waren de realiteit en de pracht van de natuur nog nooit zo perfect weergegeven. Natuur is ook zodanig universeel dat ik het heel graag gebruik. Het mooie aan natuur op een mythologisch, wiskundig niveau, is dat het over herhaling gaat. Ik pak één ding en ik herhaal het over en over en over en over again – de natuur doet dat ook! De plant gaat dood, er zijn zaadjes, daar komt een nieuwe plant uit, een kopie met variatie. Ik doe wat evolutie eigenlijk is: kopiëren met een foutje.”
Bruno Roels vertaalt het gegeven ‘natuur’ in de meeste gevallen naar de palmboom. Ondanks het veelvuldig gebruik, is dat geenszins een onschuldig motief. Het is diep verankerd in de foto-historie en de koloniale geschiedenis, die op zijn beurt weer mede is vormgegeven door vroege fotografen. Al die gegevens komen prachtig samen in Roels’ prille oeuvre, maar het is desondanks geen academisme wat de klok slaat. “Ik ben een vijfjarig kind dat wil spelen”, zegt Roels, die met zijn aan populaire cultuur refererende titels en soms baldadige toevoegingen in Oost-Indische inkt een onmiskenbaar gevoel voor humor en zelfspot aan de dag legt. “Ik heb voor alles een uitleg, maar ik vind niet dat iedereen die uitleg moet kennen.”
Toch een poging tot uitleggen hoe die synthese is ontstaan. Roels, droogjes: “Gaandeweg. Ik fotografeer al zeer lang, vanaf mijn 18e al, toen ik letteren en wijsbegeerte ging studeren, maar ik toonde nooit iets. Pas op mijn 36e heb ik beslist om aan mijn eigen foto’s te werken, toen ik een vorm had gevonden waarmee ik nog iets kon toevoegen aan het fotografisch landschap. Die twintig jaar dat ik gekeken heb, heb ik duidelijk van alles gezien, en dat is vanzelf beginnen kristalliseren.” Roels noemt opnieuw Warhol, hij refereert aan John Baldessari en diens queeste om te ontkomen aan ‘de tirannie van de zoeker’, roemt bovendien het sardonische karakter van Baldessari’s werk en, in één adem, dat van Marcel Broodthaers. Hij bekent zijn liefde voor 19e-eeuwse reisfotografie, David Hockney, televisiecultuur van de jaren ’70, the Doors en ‘De gouden tak’, het beroemde, vroeg 20e-eeuwse boek over vegetatiemythologie van J.G. Fraser. “Heel veel dingen komen op andere plaatsen vermomd terug. Ik had fotografie kunnen studeren, maar ik ben heel blij dat ik dat niet gedaan heb. Ik zou nooit het werk gemaakt hebben dat ik nu maak. Alles wat ik geleerd heb zit als bagage in mijn rugzakje”, Roels maakt een handgebaar over zijn schouder, “en ik haal eruit wat ik nodig heb. Ik ben nu heel veel naar de ‘X-Files’, die serie uit de jaren ’90, aan het kijken, en het is heel goed mogelijk dat de titels van het volgende werk daar naar gaan refereren.”
Toch nog even terug naar die palmbomen, het icoon waarmee Bruno Roels deze zomer aan de groepstentoonstelling met de veelzeggende naam ‘Iconobelge’ deelneemt. “De meeste fotografen tonen er iconische beelden van onderwerpen waar ze veel mee bezig zijn. Dat geldt voor mij ook, maar daar komt bij dat een groot stuk van wat ik doe universeel herkenbaar is, of het nu een berg is of een wolk of een palmboom. Het is iconografie in de puurste, semantische betekenis van het woord.” Roels legt uit waarom hij juist de palm koos, van oudsher een symbool voor triomf, religie, gastvrijheid, luxe, vakantie, het paradijs. In een ander interview zegt hij: “Je kunt een palmboom net zo min als een foto vertrouwen. Een palm in Monaco vertelt een heel ander verhaal dan zijn tegenhanger in de door oorlog verwoeste straten van Fallujah.”
“Het hangt er een beetje vanaf waarover je wil praten”, gaat hij verder. “Op zijn best komen al je gedachtesporen samen in die palmboom omdat, in de hoedanigheid van symbool, daar ontzettend veel lagen onder zitten. Ik heb die lagen pas ontdekt door er mee bezig te zijn, niet alleen met mijn eigen foto’s, maar ook door dingen van andere mensen te verzamelen en bijvoorbeeld postzegels uit de koloniale geschiedenis, waar ze ook op staan. Niet alleen ik gebruik en misbruik en hergebruik die palmboom, andere mensen met een andere culturele achtergrond en met een andere insteek gebruiken datzelfde iconische beeld. Er zijn heel veel verschillende redenen voor, dat het een belangrijk landbouwproduct is bijvoorbeeld, maar het netto resultaat is altijd hetzelfde: ze zijn herkenbaar voor een gigantisch groot stuk van de wereldbevolking.”
Een pre-talige ‘hallo’
Iconen, symbolen, pictogrammen: allemaal talen die voor meerdere interpretaties vatbaar zijn. Tel daarbij op een rugzak vol bagage plus de taal van het fotografische medium en de manieren waarop je het naar je hand kan zetten, en je krijgt een heel alfabet om nieuwe werelden mee te scheppen. Het duurt even eer Bruno Roels onder woorden heeft gebracht wat hij precies wil zeggen met zijn eigen taal. “Ik ga er vanuit dat als ik iets wil zeggen dat ik dat effectief zou zeggen. Ik ben zeer talig, ik schrijf ook om den brode, dus ik moet het op een ander niveau zoeken. Het volgende is misschien juist: ik ben geboren in Gent maar groeide redelijk provinciaal op. Ik ben nu een stadsmens maar was dat lang niet. Ik las heel veel en keek veel tv, mijn innerlijke leven is lang véél groter geweest dan mijn eigenlijke leven. Door mijn studiekeuzes kwam ik gelijkgezinde mensen tegen, maar daarna verdween dat weer. Ik had het gevoel dat de innerlijke wereld die ik bouwde met zeer weinig mensen kon delen. Door mijn werk te tonen is dat veranderd, de gelijkgestemden komen van de hele wereld, hebben allerlei achtergronden, komen uit allerlei culturen, maar allemaal zien ze mijn werk en zijn ze geraakt. Misschien probeer ik niets te zeggen, maar ben ik iets aan het vragen, een soort geheime, pre-talige ‘hallo’. Ik heb lang gedacht dat er niemand luisterde. Maar door m’n werk weet ik dat het niet waar is, meer nog, mensen antwoorden me. Dat is een fijn gevoel.”
–
Beeld: ‘My Memory Is Not Perfect’, 2016. Courtesy Gallery Fifty One