[ Gepubliceerd in VN 32 | 10 augustus 2013 ]
‘De Aardappeleters’ en ‘De Nachtwacht’ zijn nauwelijks meer te bewonderen zonder omringd te zijn door flits en rode lichtjes. Mag dat wel? En moet dat nou?
Het is halverwege juli. Rijen rode en gele huurfietsen, verdwaasd kijkende mensen op het fietspad, de hotdogkraam annex T-shirtverkoop, en, ondanks het hete zomerweer, lange rijen voor de musea. Alles op het Amsterdamse Museumplein schreeuwt zomervakantie. Aan schouders, op buiken en om nekken hangen camera’s. Alertheid is geboden, want je botst zo boven op iemand die plots zijn armen ten hemel heft. Niet uit onmacht of religieuze overwegingen, nee, er moet iets op de foto. Zo’n rij fietsen bijvoorbeeld, of de gerestaureerde gevel van het Rijksmuseum.
Eenmaal binnen in dat Rijksmuseum zijn de populairste collectiestukken onmiddellijk te herkennen. Niet doordat je ze ziet hangen, maar door de verdichting van het publiek vóór het schilderij en de zwerm oplichtende schermen van camera’s, smartphones en zelfs iPads. Even verderop in het Van Gogh Museum is het niet veel anders. Naast De Aardappeleters hangen twee schilderijen met daarbij een grote sticker van een camera met een streep erdoor. Ook voor de buitenlandse bezoeker te begrijpen, zou je denken. Maar dan verschijnt er een rossig schijnsel op het schilderij. Verbod genegeerd. Even lijkt de fotograaf zijn pas in te houden, schrikkend omdat hij het icoon te laat ontdekt, maar dan legt hij ook het tweede doek met een even groot gebrek aan gêne vast. Er valt geen suppoost te bekennen, alleen een lege kruk in de hoek.
Ingezonden brief
In juni stond in The Times Literary Supplement (TLS) een opmerkelijke ingezonden brief over precies dit fenomeen. Christopher Palmer, een Australiër, had na het lezen van een lovende recensie besloten het Van Gogh Museum te bezoeken. Helaas, de vreugde van een ontmoeting met Van Goghs doeken verdween al gauw als sneeuw voor de zon. Het kan toch niet dat Van Goghs populariteit het genot van het kijken overstemt met geflits, geklik en rood licht op de doeken? vraagt Palmer zich in The TLS af. Er staat toch duidelijk in de museumfolder dat fotograferen verboden is? Toen hij zich daarover beklaagde bij een medewerkster kreeg hij te horen dat de folder helaas verouderd was: fotograferen is tegenwoordig wel degelijk toegestaan. ‘This, if true, was surely a mistake,’ besluit Palmer zijn brief.
Jort Slingerland, medewerker bezoekersservice van het museum, bevestigt desgevraagd de beleidsverandering. Het besluit is in februari door de directie genomen, met name vanwege de aanhoudende vraag van bezoekers. Maar, denkt hij, door smartphones is fotograferen eenvoudig niet meer weg te denken. Slingerland en zijn collega’s kijken trouwens ook wel eens op Flickr, waar ze al vóór februari 2013 regelmatig in het museum gemaakte foto’s aantroffen.
De sentimenten van de bezoekers lopen behoorlijk uiteen. Een deel van hen lijkt heel blij met de beleidsverandering, maar ook het aantal klachten is toegenomen. Die hebben met name betrekking op het gedrag van de fotograferende medebezoeker.
Het museumpersoneel is er ook van geschrokken, zó brutaal zijn sommige mensen. Het komt regelmatig voor dat iemand zichzelf met schilderij laat fotograferen terwijl er nog tien andere mensen staan te kijken, dat groepje het zicht volledig ontnemend, vertelt Slingerland. Gevolg: er worden meer mensen ingezet op zaal om het in de gaten te houden.
Google
Dat is niet afdoende, blijkt tijdens een bezoek aan de tentoonstelling Van Gogh aan het werk. Zelfs in de zaal naast De Aardappeleters, waar zeker vijf suppoosten posteren en stickers hangen, wordt niet elke foto of flits voorkomen De tentoonstelling met schilderijen uit Van Goghs hele oeuvre vult de gehele oudbouw. Op de tweede verdieping wordt uitgebreid stilgestaan bij de onder impressionisten gangbare materialen. Er wordt uitgelegd hoe de nieuwe, sneldrogende verven synthetische bestanddelen bevatten die onder invloed van licht snel hun kleur verloren. En hoe voorzichtig je dus moet zijn. Ondanks het nieuwe fotografiebeleid mogen sommige werken om die reden niet gefotografeerd worden, bovendien zijn er copyright-afspraken gemaakt met bruikleengevers.
Het duurt even voor er een plekje vrijkomt voor Olijfgaard uit 1889 – het is toch een beetje onbeleefd om tussen een fotograferende vrouw en een schilderij in te gaan staan. Op de vraag waarom zij schilderijen fotografeert, antwoordt ze dat ze alleen die doeken fotografeert waar niet gemakkelijk afbeeldingen van te vinden zijn op internet: ‘I photograph these because they inspire me. I’m an artist, too.’ Maar het is helemaal niet moeilijk om er een afbeelding van te vinden: voer op Google de term ‘van gogh olijf’ in en je hebt het. En in de cadeaushop prijkt tussen de rijen ansichten ook van dit schilderij een kaart.
Toch zegt Slingerland dat er feitelijk geen goede reden is om fotograferen zonder flits te verbieden, ervan uitgaande dat mensen elkaar niet hinderen. ‘Na de zomer gaan we evalueren. Als blijkt dat de tevredenheid sterk is gedaald, kan dat betekenen dat fotograferen nog verder aan banden wordt gelegd.’
De toren van Pisa
Bij De Nachtwacht staat een drom enthousiast klikkende bezoekers. Het is er onvoorstelbaar lawaaiig. De bankjes, haaks op het schilderij aan weerszijden, zijn bezet door uitpuffende toeristen. Sommigen kijken naar De Nachtwacht of bestuderen een informatiefolder met uitleg over enkele details. Op de grond vlak voor het draadje dat het schilderij moet beschermen tegen kwaadwillende bezoekers strijkt om de paar minuten een groep kinderen neer. Boos kijkende tieners staan met hun rug naar het schilderij te sms’en, en mensen die hun ouders zouden kunnen zijn ook. Fotograferen, zónder flits, is toegestaan.
De bewaker loopt zich de benen uit het lijf, heen en weer voor het schilderij, maar kan niet iedereen terechtwijzen. Hij haalt verontschuldigend lachend zijn schouders op: ‘Ik mag niet achter mijn draadje vandaan.’ Hij vertelt dat vooral Japanners in grote groepen komen binnenzetten, hun fototoestellen in de aanslag. ‘Pas thuis zien ze waar ze geweest zijn,’ schampert hij. In drie minuten wordt er minstens vijf keer geflitst. Een oudere dame komt naar hem toe om zich nader te verklaren: ‘Ja, sorry, hij zou niet moeten flitsen met zoveel licht, maar ja, hij deed het toch.’
Een gids met groep komt binnen. Een fanaticus in ruitjesoverhemd snelt door de menigte naar voren om als eerste een foto te maken. Meer lenzen worden op het doek gericht. Luisteren ho maar. De bewaker bekent dat hij behoorlijk gek wordt van al die camera’s. Hij beschrijft hoe mensen houdingen van personages op het schilderij kopiëren en ervoor gaan staan om zich te laten fotograferen: ‘Daar heb ik zo’n hekel aan, net als van die perspectiefgrapjes met de toren van Pisa. Van mij mogen al die camera’s weg.’
Vier fanatiek rondbenende zussen van middelbare leeftijd (drie iPads, één compact camera) vinden het veel leuker om zelf foto’s te maken dan een ansichtkaart te kopen. ‘Zo staat mijn zus er nog eens op. Bovendien kan ik ze opsturen naar mijn vriendin in Florida. Dat kan met een boekje zo makkelijk niet.’
De bewaker: pas thuis zien ze waar ze geweest zijn
Flitsen
Persvoorlichter van het Rijksmuseum Jacobien Schneider denkt dat de behoefte om te fotograferen te maken heeft met de tijdgeest. Foto’s van de schilderijen staan in hoge resolutie op de website van het museum, maar mensen willen ze zelf maken en delen via de sociale media. ‘Zo’n foto dient als een trofee.’ De klachten vallen bij het Rijksmuseum wel mee en ook over het flitslicht maakt ze zich geen zorgen. ‘In het verleden werd dat wel als schadelijk beschouwd, maar we hebben het ons eens haarfijn laten uitleggen door restauratoren en het blijkt helemaal niet waar te zijn. We behandelen die schilderijen ook met röntgenapparatuur en zelfs daar hebben ze geen last van. Vroeger hing De Nachtwacht in een ruimte met kaarsen en fakkels en hij is er nog steeds.’
Maar hoe zit het nu precies? Is flitsen echt niet schadelijk voor schilderijen? Omdat het verzoek om een gesprek met een van de restauratoren van het Rijksmuseum wordt afgehouden, moet de definitieve uitleg over het verbod op flitsen uit andere hoek komen.
Vincent van Gogh schreef in een brief (nr. 595, 1988) aan zijn broer Theo al dat de toen populaire verf zeer gevoelig was voor daglicht. Han Neevel, senior onderzoeker bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, schrijft hierover: ‘Verkleuring [als die] van de bloesems op het schilderij De Perzikbloesem is vrijwel altijd ontstaan door een te lange blootstelling aan daglicht met onvoldoende filtering van ultraviolette straling. Van Gogh vermeldt in een brief aan zijn broer Theo dat alle kleuren (in dit geval de rode geraniumlak) die door het impressionisme in de mode zijn geraakt, veranderlijk zijn en hij geeft als remedie de verf extra dik aan te brengen, anders zullen ze in de loop der tijd te veel verzwakken.’
Neevel onderzocht de invloed van flitslicht op schilderijen uitvoerig in 1992. Hij berekende voor twaalf verschillende flitsers hoe vaak je moest flitsen om de museumnorm voor lichtgevoelige objecten niet te overschrijden. Het komt erop neer dat hij flitslicht heeft vergeleken met de sterkte van de (gloei)lampen waarmee werken in musea werden belicht. Neevel schrijft dat bij de meest gevoelige objecten (prenten, oude foto’s, textiel) je met de meest schadelijke flitser destijds negen keer voluit kon flitsen voor je aan het maximum zat, en met de minst schadelijke flitser 220 keer. ‘In de praktijk zal meestal geen volle flits nodig zijn, omdat die wordt afgestemd op het aanwezige licht,’ zegt hij. ‘De huidige digitale camera’s hebben veel minder licht nodig om een goed beeld te produceren dan de analoge camera’s met filmrolletjes uit de jaren negentig. De getallen zullen dus voor de huidige generatie flitsers veel gunstiger uitvallen.’ Schilderijen vallen bovendien niet in die categorie ‘meest gevoelig’, en kunnen dus meer hebben.
Conclusie: het fotograferen met flitslicht in musea is vooral hinderlijk voor de medebezoekers.
De luxpolitie
Hans Janssen, conservator Moderne Kunst van het Gemeentemuseum in Den Haag, beaamt die conclusie en benadrukt de relativiteit van de lichtnormen: ‘In 1998 is het hele museum verbouwd en is er ook een nieuw lichtsysteem aangelegd. Toen vond de “luxpolitie” 450 lux nog goed. Maar in 2004 is dat al naar een maximum van 150 gezakt. Het is heel goed om rekening te houden met wat een object aankan, zeker als het om lichtgevoelige materialen gaat, maar de betrekkelijkheid van de voorzichtigheid begint ook wel door te dringen. In musea zijn de omstandigheden al zoveel beter dan ergens thuis. Wim van Krimpen, oud-directeur van het museum, gaf altijd het sprekende voorbeeld van een bijzonder fraaie batikdoek die hij in bruikleen wilde voor een tentoonstelling, maar die vanwege de gevoeligheid nooit meer uit zijn kist mocht. ‘Ja, dan bestaat zo’n object dus gewoon niet meer.’
Fotograferen is vooral hinderlijk voor medebezoekers
Een veel belangrijker reden om het fotograferen te laten, vindt Janssen persoonlijk, is van sociale aard. ‘Schilderijen zijn er wat mij betreft om in de tijd te beleven. Misschien ben ik ouderwets, maar de beleving van het echte ding is belangrijk, dat moet niet gestoord worden. Ik wil toch zeker tien minuten voor een schilderij kunnen staan. Dan ga je steeds meer zien.’ Maar, nuanceert hij, ‘het fotograferen is ook góéd. Delen is een functie van kunst. En dat een schilderij van ons de wereld over gaat, is natuurlijk te gek. Ik snap de lol wel van een bekend doek via WhatsApp kunnen delen, maar ik denk niet dat daar thuis nog naar gekeken wordt.’
In het Gemeentemuseum mag overigens gewoon gefotografeerd worden. Daar is de algemene opvatting dat sociale media een ‘prachtige functie’ vervullen in het delen van kunst. Het museum is al lang niet meer de gewijde plaats waar je in stilte de kracht van oude meesters tot je door laat dringen. Musea beseffen dat ze de tijdgeest niet kunnen tegenhouden en hebben bovendien de wetenschap achter zich om hun standpunt te versterken.
‘Because I like them,’ antwoordt een Spaanstalige bezoekster aan het Van Gogh Museum op de vraag waarom ze de schilderijen op de foto zet. Volgens een winkelmedewerkster is de verkoop van ansichtkaarten niet afgenomen. Slechts een eenling met een camera om zijn nek blijkt in het museum géén foto’s te maken: ‘I don’t understand why people do this,’ zegt hij. Toch ziet het ernaar uit dat hij en Christopher Palmer een achterhoedegevecht voeren.
ONLINE BRONNEN | vn.nl/musea
Mona Lisa
Hinderlijk fotograferende mensen in musea zijn niet alleen een Amsterdams verschijnsel. In het Louvre in Parijs hangt de Mona Lisa, een klein schilderij waar je het liefst met je neus bovenop zou staan om haar mythe eens goed tot je door te laten dringen. Maar een intiem vis-à-vis is onmogelijk omdat ze bijna permanent aan het zicht onttrokken is. Het schilderij zit in een stevige glazen kist met UV-werende folie en is van het publiek gescheiden door een soort dranghek. De uiterst serieus kijkende Franse suppoost naast het schilderij, badend in verboden flitslicht, heeft uitzicht op een Aernout Mik-achtige performance van rijen dringende mensen waar een wolk van oplichtende schermpjes boven hangt. Een toerist richtte zijn camera op de menigte in plaats van het schilderij en zette het op YouTube.
Rijksstudio Meestermatcher
Van 280.000 collectiestukken uit het Rijksmuseum zijn digitale bestanden in hoge resolutie beschikbaar. Ze staan in de database Rijksstudio. Gratis voor iedereen die een profiel aanmaakt met zijn facebookgegevens. Daarna kunt u zoeken (binnen een thema maar ook vrij), bewerken (een megasticker voor een scooter maken bijvoorbeeld of een zijden sjaal laten bedrukken) en delen. Weet u niet waar te beginnen, dan is er de meestermatcher. Die loodst u door vijf vragen (o.a. lievelingskleur en vakantiebestemming) waarna wordt berekend welke meesterwerken bij u passen. Studio Droog legde al een inspiratiecollectie aan en Rijksmuseum-conservator Taco Dibbits blijkt iets te hebben met bloemen.