[ Gepubliceerd in verkorte vorm in De Standaard Cultuur, 6 december 2016 ]
Shoppen is meer dan kopen wat je nodig hebt | Shopverslaving rukt op: vijf tot zes procent van de Belgen is winkelverslaafd, lazen we vorige week in ‘Knack’. Is een soberdere kleerkast en minder en strenger kleren kopen dan zo moeilijk? Een vrouw met risicogedrag kijkt in eigen ziel.
Na een pijnlijk einde aan een lange relatie en bijkomende kommernissen, was het tijd om mij van mijn oude vel te ontdoen. Zowel fysiek als mentaal voelde ik de behoefte een grote armbeweging te maken; proper werkblad, leeg canvas, dat idee. En ja, ik vond ook dat ik een beloning verdiende in de vorm van een fonkelnieuw buitenkantje. De mentale veranderingen hadden me tegelijkertijd ook doen beseffen dat meer discipline inzake het aanschaffen van spullen niet verkeerd is. Niet voor portemonnee, niet voor milieu en niet voor de neiging minder aan impulsen toe te geven. De nieuwe inzichten ten spijt vond ik mijzelf geklemd tussen de behoefte om spullen –lees: schoenen en kleren- te blijven kopen, en de wens een soberder, ethischer en bewust leven te leiden. Een typisch geval van geitenwollen sok met stijl.
1
Terwijl ik probeerde een tas in te pakken voor een reisje naar Zwitserland bedacht ik me dat ik sneller van deze mythische kwelling verlost zou zijn mits ik maar een paar schoenen had dat bij ál mijn kleren paste. Een kleine week eerder had ik zeker tien paar naar een grote blauwe vuilzak met bestemming rommelmarkt verbannen, en nu had ik nog maar vijfendertig paar om uit te kiezen.
Tijdens de treinreis las ik ‘Peppermint’, een Australisch magazine vol artikelen over ethisch en ecologisch verantwoorde initiatieven. Daar zat ik, me een beetje schuldig te voelen in mijn nieuwe, deels synthetische, voornamelijk in het verre buitenland geproduceerde kleren, en ik vroeg me af welk gat ik eigenlijk probeerde te vullen. Wat maakt het zo verdomde moeilijk om een overtuiging na te streven wanneer voor- en nadelen van een ander beleid zo duidelijk zijn? Wat moet er gebeuren om uit de tweestrijd tussen lust voor mooie nieuwe kleren enerzijds en gedegouteerd zijn van het hebben van zoveel slecht zittende, onethisch gemaakte kleding en leren schoenen anderzijds te geraken?
Schrijver Henri David Thoreau besloot als experiment zelfvoorzienend te leven en reflecteert in diens klassieker ‘Walden’ op de 19e-eeuwse maatschappij (die overigens opvallend veel parallellen vertoont met de onze). In het begin van zijn boek waarschuwt hij: ‘pas op voor alle ondernemingen die eerder nieuwe kleren vereisen dan een nieuwe drager van je kleren. Als je van plan bent iets nieuws te ondernemen, probeer het dan in je oude kleren.’ Al in 1854 had de man een punt: toen mijn nieuwe zelf nog niet helemaal af was kocht ik toch een rok die na twee keer gedragen te zijn nu mijn schoenen gezelschap houdt in die blauwe vuilzak. Hij paste niet in het plaatje.
Een kwestie die me ook bezighoudt is waarom juist de dingen die je aan je lijf draagt zoveel hoofdbrekens opleveren. Omdat je daarmee uitdrukt wie je bent misschien of omdat je niet wil onderdoen voor mensen die je bewondert. Vanwege die heerlijke waan waarmee kleding je kan doen geloven iemand anders te zijn. Ter compensatie van gevoelens van ongenoegen. Omdat gulzigheid aanstekelijk werkt. Filosoof Marli Huijer oppert in haar boek ‘Discipline’ nog wat verklaringen: de angst jezelf buiten te sluiten van het plezier dat anderen hebben en de onderwerping aan de door het kapitalisme gestimuleerde consumptiedrift. De cover, oh ironie, is bezaaid met schoenen.
Huijer haalt Freud aan die schreef dat toegeven aan de lust voor mooie spullen een compensatie is voor de driftbeheersing op andere gebieden (ja!). Ook refereert ze aan Max Weber die constateert dat hebzucht net zozeer bij de mens hoort als honger en dorst (oef!). Toch zijn het vooral de door politiek geïnstalleerde systemen die overvloed op allerlei terreinen stimuleren, een overvloed die mij en de meeste mensen met mij overspoelt en afleidt van betekenisvol leven door de voortdurende jacht naar meer, beter en exclusiever alleen omdat het kan. Externe factoren waarop we slechts vat kunnen krijgen door discipline, iets dat moed en oefening vraagt als alles kan en alles beschikbaar lijkt.
2
Behalve dat ik reeds een goed gevulde garderobekast bezit en dus geen praktische noodzaak voor nieuwe kleding heb, heb ik steeds meer moeite met de aanschaf van kleding die (vaak onethisch) is geproduceerd door de tweede meeste vervuilende industrie ter wereld. Maar ik ben geen heilige, verre van. De verhouding tweedehands en nieuw in de (vintage!) kast is een teleurstellende 30%-70%. Mijn schoenen zijn wel steeds vaker van Europese, kleinschalige makelij, maar ook daar zijn dieren voor gestorven. De níeuwe kleren die ik koop zijn nog te zelden van biologische katoen, gerecycleerde polyester of dusdanige snit en kwaliteit dat ik er eindeloos blij van word en niets anders behoef.
Ik oefen discipline: dagelijks mediteren, trainen voor tien mijl lopen, op tijd opstaan om een artikel af te ronden, plastic zakken afslaan. Maar na een lange werkweek, een sombere dag of het zien van te veel goed geklede mensen wordt de lokroep van een nieuwe, ruisende rok met steekzakken en een grote strik zo hard dat ik toch die COS of Zara binnen ga. Als iets niet past ben ik blij, al is dat vooral omwille van mijn portemonnee. Trots, en is dat niet de grootste beloning, zou ik pas zijn als het me lukte niet aan de impuls toe te geven en aan die winkels voorbij te lopen, als het lukte me te onttrekken aan het idee dat ik aan een bepaald imago moet voldoen en dat dat echt niet gaat zonder…(vul in).
Soms, ja soms heb ik echter baat bij mijn oefening als ik mijzelf weer betrap in een pashokje. Wat discipline kan stimuleren is een externe factor in de vorm van een rolmodel naar wiens kwaliteiten we kunnen streven. Zoals de vriendin van een vriendin die nog maar vijf items per jaar koopt. Toegegeven, ze had al een mooie basis toen ze daarmee begon en ze mag wel dingen krijgen of vragen voor haar verjaardag, maar toch.
3
Nog geen week geleden overwoog ik in een totale uitverkoop van een gerenommeerde Antwerpse schoenwinkel een paar stoere, sexy, comfortabele en betaalbare zwarte pumps met een vetertje op de wreef te kopen. Ik had genoeg geoefend om niet direct tot aanschaf over te gaan, ik was tenslotte op zoek naar platte zwarte schoenen, maar ze bleven toch door mijn hoofd malen. Een paar dagen erna trof ik een collega wiens stijl ik bewonder en die vaak een paar zeer fraaie, zwart gelakte krokodillenleren veterpumps draagt. ‘Dries Van Noten’ vertelde ze, ‘tweedehands.’ Toen en daar besliste ik dat ik vanaf nu alleen nog voor het wow-effect mag gaan en de cheap thrills moet laten staan, hoe lekker die kortstondige bevrediging ook is. Er gaat weinig boven een echt goed (vinkjes bij mooi, degelijk, ethisch) stuk vindt ook Thoreau: ‘Koningen en Koninginnen, die een kledingstuk slechts eenmaal dragen, al zijn ze gemaakt door een van hunne majesteits kleermakers of couturières, kunnen geen weet hebben van het gemak van kleding die past.’
Hoewel een vrouw nooit genoeg schoenen heeft, kan ze wel een beetje beleid aan de dag leggen. De gewetensvraag die je jezelf moet stellen is: wat definieert wie wij zijn en welke rol speelt kleding daarin? Russisch schrijver Vladimir Nabokov groeide op in een welvarend, intellectueel milieu in het oude Rusland. Hoewel hij jong was toen zijn ouders Rusland wegens de Revolutie ontvluchtten en hij het grootste deel van zijn leven in Amerika doorbracht, is zijn latere werk is doordrenkt van de notie dat hij zijn vaderland moest achterlaten. Twee zaken sleepten hem erdoor: zijn obsessie voor vlinders, en schrijven. In zijn autobiografie (‘Geheugen spreek’) schrijft hij ‘Het feit dat van ons Russisch erfgoed de taaiste overlevende een reistas bleek te zijn, is logisch en symbolisch tegelijk.’
Of je alleen vrij kan zijn en tot grootse dingen in staat wanneer je van materiële ballast ontdaan bent is misschien een wat brute conclusie, maar het doet me opnieuw de vraag stellen of spullen nodig zijn om te helpen herinneren, bewijzen, definiëren.
Als het oefenen eens niet lukt troost ik me met Max Weber’s gedachte dat ik maar een gewoontedier ben; ook mild zijn voor jezelf is een deugd heb ik geleerd. En anders is er altijd nog dat zelfgebouwde huis in het bos.